Vervolg interview Albert van Beek

Waarom is die samenwerking voor jou zo belangrijk?

“Verzekeringsfraude is een ernstige vorm van horizontale fraude die moet worden aangepakt. Dat lukt alleen als verzekeraars, politie en OM samenwerken. Voordeel daarbij is dat verzekeraars (vaak) goed eigen onderzoek doen, dat een sterke basis voor ons en de politie vormt om mee verder te gaan.”

Wat zijn belangrijke voorwaarden voor een goed eigen onderzoek?

“Belangrijk is dat verzekeraars de feiten op een rij hebben. Het onderzoek moet kortgezegd kloppen. Daarnaast biedt het kaderconvenant (Samenwerking aanpak verzekeringsfraude), dat onlangs is herzien, de nodige handvatten. Verzekeraars weten dat zware fraudezaken (zie kader), waarbij onder meer sprake is van recidive, meer kans maken om te worden opgepakt. Verzekeraars weten ook dat de bestrijding van horizontale fraude sinds 2019 geen landelijke prioriteit in de Veiligheidsagenda meer is en dat betekent dat er (harde) keuzes moeten worden gemaakt.”

Wat is een (zware en) kansrijke fraudezaak?
In het kaderconvenant Samenwerking aanpak verzekeringsfraude is een aantal criteria opgenomen waar een fraudezaak aan kan voldoen. Hoe meer criteria van toepassing zijn, hoe groter de kans dat politie en OM de zaak nader willen onderzoeken en eventueel tot vervolging zullen overgaan. In de praktijk geldt dat de kans groot is dat de zaak wordt opgepakt als een verzekeraar voldoet aan vier of vijf van de zeven criteria:
1. Samenloop met andere, ernstige strafbare feiten (bijvoorbeeld brandstichting of doodslag).
2. Gepleegd in georganiseerd verband.
3. Meerdere verzekeraars betrokken.
4. Stelselmatig fraudegedrag (recidive binnen een bepaalde periode).
5. Dader heeft een voorbeeldfunctie in de samenleving.
6. Misbruik van kwetsbare slachtoffers.
7. Hoog fraudebedrag c.q. wederrechtelijk verkregen voordeel, in combinatie met één of meer van bovengenoemde kenmerken.


Houdt goed onderzoek in dat verzekeraars panklare zaken (moeten) aanleveren?

“Nee, maar dat hoeft ook niet. Soms komt een verzekeraar gewoonweg niet verder in een zaak door de grenzen van de mogelijkheden in wet- en regelgeving. Politie en OM hebben, als publieke opsporingsinstanties, nu eenmaal meer toegang tot gegevens en informatie. Zij moeten de zaak dan overnemen om ’m verder te kunnen brengen, maar als dat lukt, is dat juist de kracht van publiek private samenwerking.”

Informatie-uitwisseling is cruciaal in de aanpak van fraude, maar verzekeraars lopen geregeld tegen de grenzen van de wet aan. Hebben jullie dat ook?

“Ja, zeker als het gaat om informatie-uitwisseling vanuit de overheid naar private partijen. Vaak is dat niet toegestaan en dat maakt direct schakelen best lastig. Helemaal als er meerdere verzekeraars betrokken zijn bij één fraudezaak. Iedere verzekeraar heeft in zo’n geval als aangever/slachtoffer recht op zijn eigen deel informatie, maar je kunt niet alle informatie met elkaar delen. Daarom is het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit voor ons zo belangrijk. Zij kunnen de informatie wel aan elkaar knopen en als een belangrijke schakel fungeren tussen ons en de verzekeraars. Heel belangrijk, want een goede fraudeur zit niet bij één verzekeraar en probeert bovendien zo lang mogelijk onder de radar te blijven.”

Het eigen onderzoek van verzekeraars loopt goed. Wat kan er beter?

“De preventie. We kunnen in een veel vroeger stadium kijken naar frauderisico’s, de zogenoemde red flags. Denk aan de acceptatie, waarbij een verzekeraar nadrukkelijker kan checken of de aangeleverde gegevens wel betrouwbaar zijn. Maar er mag van mij ook meer aandacht naar fraudedetectie gaan. Er zijn genoeg gevallen dat ik vind dat een verzekeraar te snel heeft uitgekeerd en achteraf blijkt dat de uitkering niet gegrond was. Ik weet dat verzekeraars hard bezig zijn met fraudedetectie, maar daar valt in mijn optiek nog winst te boeken.”

Fraude kan vaker worden voorkomen, maar is die preventie een verantwoordelijkheid voor verzekeraars of ligt daar ook een taak voor de andere partijen?

“Daar kunnen we zeker samen aan werken. Het is sowieso een van de punten die uit de verlenging van het kaderconvenant komt: we kunnen meer leren van elkaar. Daarom hebben we het Centraal Themaoverleg Verzekeringscriminaliteit opgericht, om vanuit verzekeraars, politie en OM inhoudelijke denkkracht te ontwikkelen. Maar we kunnen ook leren van eerdere zaken die we hebben opgepakt (de zogenoemde modus operandi). Neem het voorbeeld van een opkomend fenomeen als de frauduleuze afkoop van levensverzekeringen waarbij een ander gebruik maakt van jouw identiteit. Dat zijn nieuwe vormen van (identiteits)fraude waar we elkaar wijzer kunnen maken. We hebben zelfs de daad al bij het woord gevoegd en in coronatijd een sessie belegd over identiteitsfraude. In die sessie kwam een aantal overheidsinstanties aan het woord die veel weten over de echtheid van ID-bewijzen, overlijdens- en geboorteakten. Onze volgende stap is om te kijken naar een verdere uitwerking in de publiek private samenwerking. We moeten elkaar scherp zien te houden, zeker als het over nieuwe vormen van fraude gaat.”

Zijn er naast identiteitsfraude nog andere aandachtspunten?

“Wij zien in toenemende mate dat er in strafzaken verzekeringskwesties in strafzaken op de achtergrond spelen. Bijvoorbeeld bij brandstichting, maar ook bij ondermijningszaken. Denk maar aan drugscriminaliteit. Een verzekeraar denkt de opstal van een gewone eengezinswoning te verzekeren, maar in werkelijkheid is er sprake van een drugspand waar brand uitbreekt of waterschade ontstaat. Bij dat soort claims ‘met een luchtje’ kunnen wij onze kennis bundelen en de informatie nog meer en beter delen. Een dergelijke samenwerking zie ik overigens ook als het gaat om online criminaliteit. Zeker in het begin van de coronatijd sloegen cybercriminelen hun slag. Ook bij nieuwe takken van sport moeten we elkaar zien te vinden.”

De vraag is hoe?

“We kunnen fenomenen als cybercrime veel sneller ‘ontdekken’ als we meer contact zoeken met elkaar. In plaats van in onze eigen koker te blijven zitten, moeten we leren over de grenzen van ons eigen kunnen heen te kijken. En daarnaast kunnen we veel meer doen aan voorlichting, bijvoorbeeld door samen het publiek te waarschuwen. Dat zie je ook op andere fraudegebieden gebeuren.”

In 2018 hebben verzekeraars 13.000 fraudes boven water gekregen. Er is honderd keer aangifte gedaan en grofweg de helft daarvan leidde tot nader onderzoek. Wat moet er gebeuren om verzekeraars vaker aangifte te laten doen?

“In het kaderconvenant hebben we afspraken gemaakt wanneer verzekeraars wel/geen aangifte moeten doen. Ik schrik overigens niet van honderd aangiften. Sterker nog, ik vind het aantal wel mooi in balans. Natuurlijk: wat ik niet zie, weet ik niet, maar als de aangiften aan de criteria voldoen, dan hebben we de goede zaken te pakken. De zaken die ertoe doen en maatschappelijk effect hebben, zeg maar. Wij gaan liever voor de kwaliteit dan de kwantiteit.”

Wat zijn afwegingen om wel/niet een zaak verder te onderzoeken en tot vervolging over te gaan?

“Een aangifte bij de politie komt via de routering van het kaderconvenant bij mij op het Functioneel Parket terecht. Ik breng de aangifte onder de aandacht van de betreffende fraudeofficier bij het Arrondissementsparket en hij/zij zal in overleg met de politie in de regio de keuze moeten maken of er wel of geen verder onderzoek volgt. Als die uitslag ‘ja’ is, dan gaat de politie – onder regie van de officier van justitie – nader onderzoek doen. En wanneer het opsporingsonderzoek is afgerond, volgt de keuze van de officier van justitie: wel of geen strafvervolging. Er zitten dus best wat stapjes tussen voordat een fraudeur in het verdachtenbankje zit.”

Hoe kijk je naar de fraudeaanpak in andere landen? Is er een land waar je met enige jaloezie naar kijkt?

“In Engeland kunnen private partijen de gegevens beter met elkaar delen via het Cifas-systeem. Zij hebben een soort Fraude informatie desk, die is ondergebracht bij de politie. Daarmee kun je aan de voorkant een hoop ellende besparen, doordat je elkaar onderling eerder op de hoogte kunt brengen. Er lopen wel initiatieven om de mogelijkheden in Nederland te verkennen, maar met de AVG is dat in ons land lastiger. Dat is soms jammer, maar aan de andere kant is Engeland ook het enige goede voorbeeld dat ik ken. Zo slecht doen wij het dus niet.”