Boerenzoon

Hij doelt met die woorden ook op de agrarische sector zelf. “Veruit het grootste deel van de veehouders weet heel goed waar het mee bezig is en investeert flink in preventie. Maar je kunt het als sector nog zo goed regelen, als er weer een stalbrand is met veel maatschappelijke impact, dan ben je terug bij af. Daarom organiseren wij informatiebijeenkomsten, praten we met vertegenwoordigers van de verschillende (dier)sectoren, met belangenorganisaties en houden onze risicodeskundigen spreekbeurten in het land. Bovendien is preventie altijd een thema op beurzen en in onze (media)uitingen. We blijven werken aan bewustwording.”
Van Esch kent de agrarische wereld als geen ander. Als boerenzoon is hij opgegroeid op een klein gemengd bedrijf (varkens, koeien en kippen) in Brabant. Zijn zus en zwager zijn nog steeds actief in de sector en runnen een grote varkenshouderij in het zuiden van het land.

Australië

Daarnaast heeft hij in het buitenland kunnen kijken hoe ze het daar aanpakken. “In 2012 kreeg ik de mogelijkheid om vanuit Achmea met drie collega’s te onderzoeken of we een verzekeraar in Australië konden opstarten. Een uitermate leerzaam traject, waaruit is gebleken dat de uitdagingen van de agrarische vaak een mondiaal karakter kennen.”
Volgens Van Esch groeit de pluimveesector in Australië stevig en zijn ook daar dierenactivisten actief. “Australië kampt met dezelfde problemen als wij. Denk aan het gebruik van isolatiematerialen met een lagere brandklasse, de compartimentering van technische ruimten en de aandacht voor het dierenwelzijn. Alleen zijn agrariërs zich daar nog meer bewust dat ze hun eigen boontjes moeten doppen. De preventie bevindt zich daar op een hogere level dan bij ons. Dat heeft vooral te maken met de uitgestrektheid van het land en de lange aanrijtijden van hulpdiensten, waaronder de brandweer.”

Wet van de grote getallen

In Nederland is Achmea een grote verzekeraar in de agrarische sector. Die grote schaal biedt zowel voor- als nadelen, meent Van Esch. “Het voordeel is dat je portefeuille vaak wat beter is verdeeld, bijvoorbeeld tussen grote en kleine bedrijven of bedrijven met meer of minder risico.”
Hij benadrukt dat het bij een stalbrand om een calamiteit gaat. “De kans is klein, maar de impact groot. Daardoor kan die wet van de grote getallen zich ook tegen je keren. Meer bedrijven in portefeuille betekent immers ook een grotere kans dat een calamiteit één van onze verzekerden treft. Wij proberen die kans met preventie en bewustzijn te verkleinen. De kans is nu één op duizend, maar natuurlijk is iedere brand ongewenst. Het zijn in de publieke opinie vooral de dierlijke slachtoffers die de gemoederen flink doen oplaaien. Dat maakt een stalbrand impactvol, voor de ondernemer, zijn gezin en zijn werknemers. Maar ook hulpverleners en de directe omgeving ervaren wat de ‘maatschappelijke impact' betekent.“

Dierenactivisten

Van Esch herinnert zich een schade in Brabant waar activisten na een stalbrand de muren hadden beklad. “Moet je je eens voorstellen wat dat met een boer en zijn gezin doet. Hij is een dierenliefhebber, maakt werk van het dierenwelzijn en wordt dan uitgemaakt voor van alles en nog wat. En dat gebeurt dan ook nog eens op een heel kwetsbaar moment. Want geloof mij maar, geen enkele veehouder wil een stalbrand meemaken.”

In de eerste wagon

De vraag wat Achmea anders doet dan andere verzekeraars, vindt Van Esch een lastige. “Vergelijken is altijd lastig. Ik weet vooral wat wij willen en wij willen zo vroeg mogelijk in het traject zitten, nog voordat er wordt geïnvesteerd. Dat is ook wat wij uitdragen: als er plannen zijn om te gaan (ver)bouwen, schakel dan eerst je verzekeraar in.”
Van Esch vertelt dat Achmea zelf bouwkundigen, technisch specialisten en zelfs een fire safety engineer in dienst heeft om agrariërs te helpen. “Niet alleen bij nieuwbouw, maar ook bij aanpassingen van bestaande stallen. Al werkt het bij nieuwbouw nog steeds het beste. Dan zitten we in de eerste wagon en kunnen we met de agrariër meedenken. Door de zogenoemde compartimentenbouw of brandwerende scheiding van technische ruimten zal een eventueel beginnende brand niet snel een hele stal meer plat leggen.”

Orde en netheid

De zorgen van Van Esch en van Achmea zitten vooral bij de bestaande stallen. Deze hebben een levensduur van zo’n twintig tot dertig jaar en het merendeel bevat nog brandbaar isolatiemateriaal. Het risico valt of staat dan met hoe bewust en bereid de ondernemer is. “De orde en netheid op een bedrijf is vaak een goede indicator. Wij zeggen altijd dat het risicoperspectief en het risicomanagement vanuit de driehoek – techniek, organisatie en gedrag – in balans moet zijn.”
Dé vraag kan niet uitblijven: hoe reëel is het risico van onverzekerbaarheid? “Als je het benadert vanuit de stalbranden, dan is dat een reëel probleem. Daarom moeten we het bespreekbaar maken. We zien nu al terugtrekkende bewegingen van marktpartijen in (het verzekeren van) de intensieve veehouderij. En dat heeft niet veel te maken met de megastallen. Groot wil niet altijd zeggen dat er ook sprake is van een zwaar risico. Schaal brengt immers ook meer professionaliteit met zich mee. Er zijn agrariërs die een risicomanager of een eigen technische dienst op het bedrijf hebben rondlopen. En deze bedrijven hebben tegenwoordig ook een Managementteam, met onder meer een veearts. Laten we eens andersom redeneren: als een agrariër wil investeren in preventie, bijvoorbeeld in die compartimentering en isolatiematerialen van een betere brandklasse, dan is en blijft het risico verzekerbaar. De omvang van het bedrijf maakt daarbij niet zoveel uit.”