Jeroen de Bruijn uit Bussum is een politieman in hart en nieren. Na een omweg in de elektrotechniek en een flirt met de luchtvaart zit hij als brigadier bij de Amsterdamse politie helemaal op zijn plek. Angst voelt hij zelden, en als dat het geval is, helpt zijn drang naar avontuur hem er doorheen.
Na een korte carrière in de elektrotechniek, koos de Bruijn niet direct voor de Politieacademie, maar voor de hbo-opleiding Aviation (luchtvaarttechniek). “De luchtvaart trok me heel erg. Ik wilde heel graag piloot worden, want zo’n vliegtuig besturen vind ik indrukwekkend en magisch. Dat je op verschillende plaatsen in de wereld terechtkomt en de hele entourage eromheen spreekt me heel erg aan. Ik heb de toelating geprobeerd bij de Luchtmacht maar kwam er helaas niet doorheen. Ook de acceptatie bij commerciële partijen liep door verschillende oorzaken spaak. Ik wilde toch graag in de luchtvaartsector werken, maar hbo-Aviation beviel me niet zo. Ik heb het gehaald, maar ben toen gestopt na mijn propedeuse.”
Politieacademie
De Bruijn had als eerste droom om piloot/luchtverkeersleider te worden, op nummer twee stond agent. “Tijdens de opleiding Aviation dacht ik er al over na om de academie te gaan doen en heb ik ook al de toelating gedaan. Uiteindelijk ben ik opgeleid tot allround politiemedewerker. Ik wilde op straat in het uniform lopen; tussen de mensen en midden in de samenleving.” Het werk bevalt hem heel goed. “Je maakt actief deel uit van de maatschappij en bent in gesprek met burgers. Ik heb hierdoor een goed idee van wat er speelt en leeft. Ik vind het leuk en interessant om bij diverse mensen thuis te komen en vind het fijn om mensen te kunnen helpen. Onze missie is dan ook ‘waakzaam en dienstbaar’. Het helpen van mensen in nood geeft me een goed gevoel, bijvoorbeeld bij een reanimatie. Je probeert dan letterlijk iemands leven te redden en dat geeft veel voldoening.”
Ongeveer een derde van de reanimaties is succesvol, vervolgt de politieagent. De confrontatie met de dood vond hij moeilijk in het begin. “Ik was er soms emotioneel door, maar als je het uniform aanhebt, voelt het toch meer werkgerelateerd. Ik heb er wel eens minder of onrustig door geslapen, zeker als het kinderen betreft.” Gezien het emotionele aspect is het voor De Bruijn belangrijk om werk en privé goed te scheiden. “Ik ga met de trein naar Amsterdam en dit moment van ontspanning is voor mij erg belangrijk. Ik ga dan uitgerust en ontspannen aan de slag. Ik zou ook niet in Bussum of omgeving willen werken, ik wil het echt goed scheiden.”
"Ik wilde op straat in het uniform lopen; tussen de mensen en midden in de samenleving"
Geweld en uitschelden
De agent wordt regelmatig uitgescholden, maar is gelukkig niet zo snel beledigd of geraakt. “Ik word regelmatig uitgescholden. Hier kan ik goed mee omgaan, omdat ik weet dat het op het uniform gericht is, en niet op mij persoonlijk. Ik kan het gelukkig goed scheiden. Ik ben wel een vrij rustig persoon, geen haantje de voorste en dat scheelt denk ik wel. Ik ben eigenlijk wel een softe agent die z’n mannetje staat”, lacht De Bruijn.
Hij geeft aan twee keer écht bang te zijn geweest; een keer bij een liquidatie en een keer bij een schietpartij. “In beide gevallen keerden de daders en omstanders zich toen tegen de politie. Ik had net iemand gereanimeerd en werd toen bedreigd met een kapotgeslagen fles. We gingen toen op linie (op een rij, red.) staan om iedereen op afstand te houden. We staan er dan met een wapenstok, pistool, taser, pepperspray, handboeien en een kogelwerend vest. Er heerste echt een grimmige sfeer, maar gelukkig zijn we met veel collega’s en kunnen we snel schakelen.”
Voor de Amsterdamse agent is het belangrijk om te relativeren om met angst om te gaan. “Ik besef me dat de woede niet naar mij persoonlijk gericht is. Soms herkennen verdachten me ook niet zonder uniform; dat maakt echt een verschil. Zelf heb ik overigens nooit geschoten; alleen ermee gedreigd. Elke keer had ik het geluk dat ik het niet moest doen. Het voelt ook echt als een drempel. Ik denk dat als ik op het punt sta te schieten en het echt noodzakelijk is, ik het wel durf. Zeker als er bijvoorbeeld terreur(gevaar) is. We worden getraind om op de benen te schieten. Je maakt een eigen afweging, maar gelukkig steunen wij als collega’s elkaar.”
"Ik ben eigenlijk wel een softe agent die z’n mannetje staat"
Als het misgaat, ligt dit altijd aan de communicatie
Na een heftige dienst, wordt er altijd geanalyseerd. “Je kunt ook bellen met een collega als je wilt, dit is meestal een leidinggevende die er niets mee te maken heeft. Er is ook een Team Collegiale Ondersteuning, teamleden hiervan mengen zich niet in de feitelijke analyse, maar bieden emotionele begeleiding.” Bij de interne analyse bespreken de agenten hoe een en ander is gegaan en wat er is gebeurd. “De tijdsduur van zo’n analyse wisselt, maar anderhalf tot twee uur is wel het maximum. Er zijn soms ook wel zestig of zeventig collega’s bij betrokken. Zo’n analyse is ook praktisch: wat moet er gebeuren en hoe gaan we nu verder? Ook juridisch controleren we het een en ander. Soms is bijvoorbeeld een aanhouding terecht en wordt de verdachte later heengezonden na een check door het OM.”
Uit vrijwel elke analyse blijkt dat het bijna altijd misgaat in de communicatie. De Bruijn: “We werken met een portofoonsysteem dat af en toe druk is en waar je niet doorheen komt. Ook willen soms teveel collega’s zich met een bepaalde zaak bemoeien. We hielden bijvoorbeeld een keer een verdachte onder schot, collega’s kwamen hem vervolgens ook aanhouden en bemoeiden zich ermee. Dat werkt averechts. Je staat ook in elkaars vuurlinie en dat is zeker niet veilig. Soms kan iets gebeuren in de hectiek, maar communicatie is en blijft essentieel.”
De Amsterdamse politieman geeft aan dat het gebrek aan communicatie ook wel tot gevaarlijke situaties heeft geleid. “Zo kun je soms 1 op 1 met de verdachte staan als je niet door het communicatiesysteem komt en collega’s niet weten waar je bent. Gelukkig is er een nieuw systeem op komst. Verder is het voor ons allemaal belangrijk om kort en bondig te communiceren en hoofd- en bijzaken te scheiden.”
Dynamisch, onvoorspelbaar, emotioneel
De Bruijn is helder; een 9-tot-5-baan zou hij niet willen. “Wat me aanspreekt is het samenwerken met collega’s naar een aanhouding of naar een groter doel, bijvoorbeeld het vinden van vermiste kinderen of het helpen thuisbrengen van demente ouderen. Ook het in gesprek gaan met allerlei verschillende mensen en het bij diverse mensen thuiskomen, vind ik interessant.”
"Wat me aanspreekt is het samenwerken met collega’s naar een aanhouding of naar een groter doel, bijvoorbeeld het vinden van vermiste kinderen of het helpen thuisbrengen van demente ouderen"
Jeroen werkt drie verschillende diensten. De ochtenddienst (6.30 tot 16.00 uur), de middag/avonddienst (13.30 tot 23.00 uur) en de nachtdienst (van 22.00 tot 07.00 uur).
“Het liefst werk ik in de nachten. Het is dan rustiger en je hebt ander soort werk. De avonddienst is het drukst. Dat is dynamisch, alleen mis je dan het thuisfront meer. De ochtenddienst vind ik heel vroeg en eigenlijk het minst leuke, maar is sociaal gezien wel beter.”
Toegenomen professionaliteit leidt soms tot meer gevaar
Het omgaan met risico’s gaat De Bruijn goed af. “Ik kan het goed relativeren, het een plek geven. Het scheelt natuurlijk ook dat je voldoende beschermingsmateriaal en collega’s om je heen hebt. De politie is de laatste jaren ook professioneler geworden. Zo moeten situaties vaker ‘bevroren’ worden, omdat we moeten wachten op verschillende ondersteuningsgroepen zoals een onderhandelaar of hulpofficier. Probleem is echter dat onze positie hierdoor gevaarlijker wordt. Soms zie ik bijvoorbeeld iemand lopen met een mes en dan moet ik wachten tot ik hem of haar van het dak af mag halen. Laat collega’s op straat het zelf afhandelen is mijn mening. Op die manier is het gevaar vaak snel(ler) geweken.”
Veiligheidsrol bij Marathon van Amsterdam, Koningsdag en concerten
De politieman speelde de afgelopen jaren regelmatig een veiligheidsrol bij evenementen zoals bij de Marathon van Amsterdam, Koningsdag en bij concerten in het Olympisch Stadion. “Ik werk dan vooral als coördinator. Ik stuur de collega’s aan en heb ook contact met externe partners als de organisatie, verkeersregelaars en de gemeente. Ik vind het leuk om te doen. Je leert samen te werken en op deze manier ook verschillende organisatiestructuren kennen. Ik weet nu hoe een evenement ‘loopt’ en hoe het zit met de beslissingsbevoegdheid. Je leert veel over risico’s, met name in de voorbereiding op het evenement. Zowel het weer, terreur, teveel mensen (crowd management), wegafsluitingen en agressie kunnen bijvoorbeeld ertoe leiden dat de politie moet ingrijpen.”
"Laat collega’s op straat het zelf afhandelen. Op die manier is het gevaar vaak snel(ler) geweken"
De Bruijn wil in de toekomst graag promoveren naar de functie van inspecteur. Hierbij krijgt hij op straat meer leidinggevende taken en is hij deels personeelsmanager. “Wellicht dat ik hiervoor nog een hbo-opleiding zou willen doen. Bijvoorbeeld een studie op hr-gebied, want personeelszorg vind ik erg belangrijk.”
Eventueel zou hij ook wel naar een andere werkplek willen, waarbij De Bruijn sowieso in een stad wil blijven. “Al is er in Amsterdam wel een bijzondere dynamiek vergeleken met andere steden. Er zijn veel teams en veel collega’s. Op andere plekken zijn er minder eenheden en komt het meer op jezelf aan. Voorlopig blijf ik dus sowieso lekker in de hoofdstad.”
(Tekst: Christel Dieleman, foto's: Ivar Pel)