Skip to Content
Energieopslagsysteem LR Shutterstock 2280668065

Door de energietransitie ontstaan nieuwe kansen en nieuwe risico’s. Met het gebruik van Energie Opslag Systemen (EOS) kunnen we energie opslaan en later gebruiken. EOS is een mooie, duurzame ontwikkeling, maar levert ook nieuwe en vooral andere (brand)veiligheidsvraagstukken op.

Drie hoofdredenen om een EOS te plaatsen

  1. Zelf opgewekte energie op een ander tijdstip benutten
    Energie vanuit zonnestroominstallaties, windturbines of andere opwekkers kan opgeslagen worden en later gebruikt worden binnen het eigen bedrijf. Hiermee vergroot je de zelfvoorzieningsgraad.
  2. Financieel voordeel
    Door de mogelijk van opslag kun je energie inkopen als deze goedkoop is en op latere moment duurder verkopen. Daarnaast kan door het plaatsen van een EOS een kleinere netaansluiting voldoen omdat de energie op de piekmomenten door de EOS geleverd wordt.
  3. Duurzaamheid en netstabiliteit
    Door de toename van zon en windenergie is de energie opwek zeer wisselend. Door de buffer en opname capaciteit van een EOS kan het elektriciteitsnet gebalanceerd worden.

Verzekeringsoplossingen

Verzekeraars zijn voor verduurzaming van de samenleving en dragen hieraan bij door verzekeringsoplossingen te bieden. Voor de verzekeringsbranche en alle andere relevante partijen is het immers van belang om in een vroeg stadium zicht te krijgen op de ontwikkelingen, de belangrijkste veiligheidsrisico’s en de technische aspecten, uiteraard voor zover deze nu bekend zijn.

Voor en door verzekeraars

Deze brochure is geschreven voor en door (beleidsmakers, risicodeskundigen, acceptanten en schade-experts werkzaam voor) verzekeraars. Doel is om kennis en inzicht te verschaffen over Energie Opslag Systemen en de ontwikkelingen. Verzekeraars kunnen deze kennis in eigen huis gebruiken bij hun (acceptatie)beleid en de verzekerbaarheid van deze systemen bevorderen. Uiteraard staat het ook andere partijen vrij om de informatie te gebruiken. De inhoud is ontleend aan verschillende bronnen en is gebaseerd op huidige kennis en praktijkervaringen van verzekeraars. Doel van deze brochure is om kennis en inzicht over EOS te verschaffen.

Dynamische brochure

De brochure is informatief, maar niet uitputtend en komt niet in de plaats van geldende normen en wet- en regelgeving. Het is een dynamisch document dat steeds wordt geëvalueerd en aangepast aan de (technische) ontwikkelingen en de dan geldende wet- en regelgeving.

Techniek van Energie Opslag Systemen

Over het algemeen bestaat elk EOS uit meerdere batterijracks, welke op zich uit meerdere batterijmodules bestaan. Een module is een samenstelling van meerdere batterijcellen. Een voorbeeld  van de opbouw van een typisch EOS is in Figuur 1 weergegeven. Deze bevat een samenstelling van batterijcellen, -modules, en -racks.

Figuur 1: Rapport Royal Haskoning DHV "Energie opslagsystemen - Handreiking voor verzekeraars" 2024

Een typische EOS-installatie bestaat uit één of meerdere EOS-en in combinatie met andere installaties met als functie het ondersteunen van de energieopslag en het laadproces, zoals omvormers, trafo’s, controle en bedieningsapparatuur (Figuur 1-2). In sommige gevallen bevindt een aantal van die installaties zich ook in het EOS

Cel

De basis waarin elektrische energie wordt opgeslagen is een lithium-ion cel. De cel bestaat uit een min- en pluspool met daartussen het elektrolyt. Elektrolyt is een materiaal dat ionen goed geleid. Een membraam, de ‘separator’  voorkomt dat de plus- en min pool elkaar raken, wat (kort)sluiting zou veroorzaken met een thermal runaway tot gevolg. Het lithium-ion verplaatst zich binnen de cel tussen de polen en veroorzaakt een chemische energie. Elektronen verplaatsen zich buiten de batterij en zorgen voor elektrische energie.

Bij het opladen van de cel wordt het proces omgekeerd. 

 

Figuur 2 Afbeelding van Mirjam van Helvoirt (Achmea)

Module

In een module zijn meerdere cellen samengevoegd. De module zit in een unit en kan meestal in zijn geheel eruit gehaald worden. Door het samenvoegen van de cellen wordt de spanning hoger en lopen er meer stromen. In een module is vaak bewaking aangebracht op spanning , stroom en temperatuur.

Unit / Rack

In de unit zitten meerdere modules. De unit, ook wel batterij-rack genoemd, wordt aangestuurd door een batterij-controller die het laden en ontladen regelt.

Installatie

De gehele installatie omvat meerdere units inclusief een batterij management systeem en eventueel klimaatbeheersing en vermogens elektronica.

Batterij management systeem (BMS)

Het batterijmanagement regelt het laden en ontladen binnen de EOS. Daarnaast zitten hierin veiligheden en besturing van het systeem’. Daarnaast het tot doel de levensduur te optimaliseren.

Balanceren van cellen

Het BMS kan ook individuele cellen balanceren. Hiermee worden verschillen in ladingsniveaus gelijk getrokken. Hiermee wordt “cell drift” voorkomen zodat bepaalde cellen niet steeds te ver ontladen of overladen worden. Bij passief balanceren word de overtollige energie via een weerstand omgezet in warmte. Dit tot alle cellen de gelijke spanning hebben. Bij actief balanceren wordt de spanning van de te hoge cel over gedragen naar de cel met een lagere spanning. Hierdoor gaat de energie niet verloren.

Figuur 3 https://nipv.nl/wp-content/uploads/2025/04/20250424-NIPV-Batterijmanagementsysteem-en-thermal-runaway.pdf

Energie management systeem (EMS)

De energiehuishouding van de locatie wordt geregeld met het Energie Management Systeem. Hiermee wordt bepaald of er energie wordt geïmporteerd of geëxporteerd. Vaak is dit gekoppeld aan sturingsboxen die informatie uit de energiemarkten halen.  

Omvormers

De energiedragers worden gevoed met gelijkspanning. Om de wisselspanning vanuit het net om te zetten zijn er omvormers nodig van wissel- naar gelijkspanning. Bij zonnestroominstallaties, welke ook gelijkspanning produceren, kunnen omvormers gecombineerd worden uitgevoerd waarbij de gelijkstroom van de zonnepanelen omgezet wordt naar wisselstroom en ook de gelijkstroom naar de energieopslag. 

Klimaatbeheersing

Energieopslag is temperatuur gevoelig. Er zijn energieverliezen welke warmte veroorzaken en bij een te koude omgeving neemt de opslag capaciteit af. Om deze redenen wordt klimaatbeheersing vaak toegepast. 

Figuur 4 PGS 37

Overzicht risico's Energie Opslag Systeem (EOS)

Voor een stabiel en duurzaam energienet zijn Energie Opslag Systemen (EOS) cruciaal. Ze maken het mogelijk om energie efficiënt op te slaan en op het juiste moment te gebruiken. Tegelijkertijd brengen deze systemen diverse risico’s met zich mee, zoals brandgevaar, technische storingen en milieueffecten. Hieronder wordt een overzicht weergegeven van de belangrijkste risico’s en aandachtspunten bij het gebruik van EOS, risico's welke ook gelden voor de thuisbatterijen en opslagplaatsen van losse accu's.

Brand- en explosie risico’s

  • Thermal runaway door interne celdefecten of oververhitting
    Wanneer één of meerdere batterijcellen oncontroleerbaar verhit raken waardoor een zichzelf versterkend proces ontstaat. 
  • Te hoge laad-/ontlaadstromen bij defect BMS
    Te hoge spanning beschadigt de celchemie.
  • Slechte ventilatie
    - Te hoge ofwel te lage temperatuur
    - Defect van het koelsysteem
  • Plaatsing in brandbare omgeving
    - Ontstaan van brand door brandbare zaken in de directe omgeving
    - Brandoverslag vanuit of naar de directe omgeving
  • Mechanische beschadiging
    Door vallen of  stoten.
    Omvallende bomen of overige belendingen. Schade door bijvoorbeeld storm.
    Aanrijding kan leiden tot een mechanische beschadiging van installatie en cellen.
  • Accumulatie van gassen
    In afgesloten ruimten zonder ventilatie.
    Ophoping van brandbare en toxisch/bijtende gassen veroorzaakt een extreem groot explosiegevaar
  • Opslag van (brandbare) materialen nabij een EOS
    Kan leiden tot brand of brandstichting en nestelen ongedierte.
  • Mogelijke gevolgschade bij brand
    - Rookschade
    - Waterschade bij blussen
    - Milieuschade bij blussen
    - Verspreiding/overslag naar aangrenzende ruimtes/belendingen
    - Risico’s voor hulpdiensten
    - Keuze voor een afbrandscenario indien risico's voor hulpdiensten te groot worden 
    - Branduitbreiding door middel van bovengronds gelegen kabels of kabeldoorvoeren

Milieu- en gezondheidsrisico’s

  • Rookontwikkeling
    Vrijkomen (giftige) rook
  • Toxische dampen
    Ontleding van elektrolyt produceert schadelijke stoffen, rook van brand.
  • Elektrocutie
    - Hoge DC-spanning bij een onveilige installatie of defecte afscherming.
  • Milieurisico 
    - Onjuiste afvoer of lekkage bij schade kan zware metalen of elektrolyten vrijlaten.

Technische risico’s

  • Systemische risico’s
    - Foutieve software of beheer-/monitoringsystemen kunnen leiden tot onjuiste laad- of ontlaadprocedures, wat brand of uitval kan veroorzaken.
    - Netcongestie en storingen in het elektriciteitsnet kunnen leiden tot overbelasting van het systeem. 
  • Capaciteitsverlies
    - Snellere dan verwachte degradatie door hitte of verkeerd gebruik.
  • Kortsluiting in accu, omvormer of bekabeling.
    - Door slechte bekabeling of vochtinwerking.
  •  Productiefouten
    - Fabrieksfout in de celstructuur of isolatie.

Operationele risico’s

  • Cyberveiligheid
    - Systemen kunnen vatbaar zijn voor externe toegang of manipulatie.
  • Slechte bereikbaarheid
    - Onvoldoende of niet bereikbaar voor hulpdiensten bij een calamiteit.
  • Bluswater
     - Beschikking over onvoldoende bluswater
  • Vandalisme, braak en diefstal
    - Beschadiging door onbevoegden
  • Contractuele verplichtingen
    - Het niet na kunnen komen van contractuele verplichtingen door uitval na schade.

Economische en regelgevende risico’s

  • Hoge investeringskosten
    Onzekerheid over de terugverdientijd
  • Veranderende regelgeving
    Nieuwe eisen kunnen aanpassingen vereisen
  • Verzekeringsproblemen
    Moeilijkheden bij het verzekeren van de risico’s

Overige risico’s

  • Onstabiele ondergrond
    - Met gevaren van verzakking, vocht en instromend water
  • Nabij gelegen (water-)leidingen
    - Plotselinge lekkages welke tot schade kunnen leiden. 
  • Ongedierte
    - Knaag- , graaf- en vraatschade.
  • Zon- en weersinvloeden

Preventie

Afhankelijk van de typical (inpandig EOS, mobiel EOS, energieopslagpark, zelfstandig EOS in container) en de energie-inhoud (kWh) kan onderstaande wel of niet (gedeeltelijk) van toepassing zijn.

Wet- en regelgeving

  • Informeer altijd bij uw verzekeraar en bevoegd gezag naar de voorwaarden die worden gesteld aan het plaatsen van energieopslagsystemen.
  • Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en de Omgevingswet schrijven voor:
    - Veilige opstelling: De accu mag geen onaanvaardbaar brandgevaar vormen voor de omgeving.
    - Vluchtwegen: De plaatsing mag geen vluchtwegen blokkeren of rookverspreiding veroorzaken.
    - Brandcompartimentering: Accu’s kunnen ondergebracht worden in een apart brandcompartiment, vaak met 60- of 90-minuten brandwerende scheidingen /WBDBO (Weerstand tegen Brand Door en Brand Overslag).
    - Installatietechnische eisen: Aansluiting moet voldoen aan NEN 1010 (elektrische installaties). 
  • De minimale veiligheid wordt bereikt door opstelling en uitvoering conform PGS 37-1 (de PGS is van toepassing vanaf 20 kWh).
  • Advies: plaats een EOS altijd buiten, houdt bij voorkeur minimaal 10 meter tussen EOS en objecten/ gebouwen. Bij land- en tuinbouw mede in verband met agressieve dampen rond bijvoorbeeld stallen, meststoffen en mestopslag en voerkuilen.
  • PGS 37-1 is geen wet doch kan door bevoegd gezag of verzekeraar van toepassing worden verklaard.
  • Enkele belangrijke veiligheidsmaatregelen uit de PGS 37-1 zijn bijvoorbeeld: 
    - Een EOS dient te zijn opgesteld op een stabiele ondergrond en er moet rekening gehouden zijn met externe invloeden, zoals optrekkend vocht, instromend water, etc.
    - Ook dient het EOS bijvoorbeeld door middel van een hekwerk te zijn beschermd tegen impact van buitenaf, toegang door onbevoegden, beschadiging e.d.
    - Een EOS moet een brandwerendheid hebben van ten minste 60 min tot erfgrens, tot een ander bouwwerk (niet zijnde een EOS) of tot andere brandbare objecten. Een afstand van 10 m in plaats van 60 min volstaat ook. Of bij een afstand tussen 5 en 10 meter, volstaat een brandwerendheid van 30 min. LET OP: veel verzekeraars stellen strengere voorwaarden bij plaatsen van een (inpandige) EOS.
    - Een brandbeheerssysteem bij een inpandige EOS  van > 100 kWh.
    - Een dak boven het EOS moet 3 meter hoger zijn dan de bovenzijde van het EOS om koelen of blussen mogelijk te maken.
    - (Water)leidingen in een EOS-ruimte zijn niet toegestaan.
    - In een EOS-ruimte moet een drukontlasting aanwezig zijn
    - Een EOS moet voldoende geventileerd zijn, om een explosief mengsel te voorkomen. Bij nood dient de ventilatie maximaal te zijn. Een inpandige EOS mag niet geventileerd zijn op andere ruimten of andere ventilatiesystemen. 
    - Het ventilatiesysteem moet conform de voorschriften van de fabrikant, gecontroleerd of onderhouden worden. Hiervan moet een logboek worden bijgehouden.
    - Aanrijdbeveiliging door middel van bijvoorbeeld geleiderailconstructie.
    - Een EOS binnen de risicocontour van een windturbine moet bestand zijn tegen ijsval en ijsafslag.
    - Preventief afschakelen bij alarm.
    - Noodstop voorziening.
    - Een EOS dient ten minste jaarlijks gecontroleerd en onderhouden te worden.
    - Van elke EOS dient een logboek  te worden bijgehouden.
    - Een EOS dient altijd goed bereikbaar te zijn voor hulpverlenende diensten. Advies: plaats op de buitenzijde van het EOS een calamiteitennummer van de leverancier die bij voorkeur ook in het weekend bereikbaar is.
    - Uiteraard is het van belang dat alle preventieve maatregelen op elkaar worden afgestemd.

Locatie en bouwkundige eisen

  • Bij een brand in een EOS kan een ‘thermal runaway’ ontstaan; dit is een kettingreactie. Hierbij ontstaan giftige, brandbare en explosieve gassen; zorg daarom altijd voor een goed geventileerde opstelling. (Denk bij plaatsing in een gesloten ruimte/container ook aan bijvoorbeeld ATEX, voldoende ventilatie en aansluiting van de ventilator op een eindgroep). Door deze kettingreactie houdt de brand zichzelf in stand en is meestal niet meer te blussen. Hiervoor zijn nog weinig effectieve blusmiddelen/systemen. Een dergelijke brand kan meestal slecht worden gekoeld om de kettingreactie te remmen. Het bluswater kan ook giftig en corrosief zijn.
  • Afhankelijk van de energie-inhoud van de accu, kan een brand erg lang aanhouden. Bij opstelling in een gebouw, is een brandwerendheid van bijvoorbeeld 60 tot 240 minuten WBDBO daarom ook meestal niet afdoende. Een inpandige opstelling heeft daarom eigenlijk nooit de voorkeur. 
  • Het gevaar voor branduitbreiding wordt bij voorkeur beperkt door afstand (van 10 m of meer), en eventueel in combinatie met betonnen silo wanden of een wand van betonnen stapelbare blokken, in de volksmond ook wel betonnen legoblokken genoemd.
  • Plaats de EOS altijd boven maaiveld en conform opgave van de leverancier om waterindringing te voorkomen.
  • Houdt bij plaatsing van meerdere EOS’en rekening met voldoende onderlinge afstand om brandoverslag te beperken. Of bouw een separatie/ barrier wand met voldoende doorstekend oppervlak tussen de EOS’en ter onderlinge afscherming.
  • Werk kabels ondergronds weg om branduitbreiding via kabels en geveldoorvoeren te voorkomen.
  • Is het systeem uitgerust met de juiste storz koppeling? Storz is bedoeld als last line of defence. Zorg dan dat deze ten allen tijden goed bereikbaar is, op de juiste locatie zit en de systeemombouw aantoonbaar de hydrostatische druk aan kan.
  • Een buitenopstelling dient zo nodig te worden beschermd tegen zon en weersinvloeden. Echter dek het EOS niet af zodat koeling en of repressie onmogelijk wordt.

Brandveiligheidsmaatregelen

  • Een EOS-systeem dient (bij voorkeur) te zijn voorzien van:
    - Een batterijmanagementsysteem (BMS);
    - Een temperatuurmelder op cel-, rack- en kast-niveau;
    - Een rookmelder;
    - (CO en H2) gasdetectie;
    - Monitoring;
    - Bij alarm doormelding via 2 verschillende providers;
    - Brandbeheersinstallatie (aerosol of schuimblussysteem (van bijvoorbeeld FiFi4marine));
    - (Storz)aansluiting voor bluswater. (Opmerking: niet alle partijen zijn overtuigd van het effect van deze voorziening).

Elektrische veiligheid

  • Laat de EOS plaatsen en aansluiten door een vakbekwaam installateur;
  • Laat de verdelers waarop het EOS wordt aangesloten keuren door een SCIOS erkend inspectiebedrijf, de energiestromen gaan immers veranderen;
  • Een EOS dient beschermd te zijn tegen bliksem, inductie en overspanning.
  • Laat een EOS controleren, monitoren en onderhouden conform de opgave van de fabrikant.

Calamiteit

-    Stel instructies op hoe moet worden gehandeld en wie moet worden gealarmeerd bij een calamiteit (zie bijlage A voor een voorbeeld noodplan).
-    Informeer gezinsleden, personeel en eventueel BHV’ers hierover.

Cyber

Een energie opslag systeem (EOS) is veel meer dan een batterij en een omvormer, het is geen passief systeem maar een actief systeem welke middels diverse systemen/software laadt en ontlaadt. Doorgaans kunnen organisaties als leveranciers, netbeheerders, energieleveranciers op afstand het systeem monitoren. Het is dus belangrijk om je te realiseren dat je verbonden bent met veel systemen van derden. Onderstaand een voorbeeld:

Systeem Verbonden met internet Protocol/Interface Functie
BMS, Batterij Management Systeem Nee (lokaal) CAN/RS485 Beveiliging batterij
EMS, Energie Management Systeem Ja TCP/IP, MQTT, REST API Marktcommunicatie, laadschema's
SCADA, Toegankelijkheid vanuit leverancier Ja Modbus TCP, OCP UA Monitoring en controle
Branddetectiecentrale Ja/Nee BACnet, API Alarmmeldingen
IT-beheerplatform Ja HTTPS/VPN Firmware-updates, logging

 

Cyberveiligheid

Aan een op een netwerk aangesloten systeem hangen risico’s. Zoals in bovenstaand overzicht te zien is, heeft een EOS veel systemen welke met het internet verbonden zijn. Dit ter communicatie met de energiemarkt, ter monitoring vanuit bijvoorbeeld de leverancier(s), of ter update van de software maar ook de brandmeldinstallatie. Al met al geven deze verbindingen risico’s tot toegang tot het EOS. Daarnaast kan een EOS ook weer in verbinding staan met gebouwbeheersystemen, zonnestroom installaties, laadpalen enz. Dus via het EOS zijn mogelijk nog veel meer systemen bereikbaar voor onbevoegden.
Het is dus zaak dat je je verdiept in hoe de datastromen lopen binnen de organisatie om zo achter kwetsbaarheden te komen in de Informatietechnologie (IT) of Operationele Technologie (OT). Je wilt immers niet dat een hacker jouw systeem beheert of via jouw EOS op de server van je bedrijf terechtkomt. 

Aanbevolen technische en organisatorische maatregelen

Cybersecurity

  • Meervoudige authenticatie en toegangsbeheer per rol
  • Versleutelde communicatie (TLS 1.3)
  • Regelmatig pentesten en updates
  • Air-gap tussen BMS en internet
  • Continue monitoring (SIEM, IDS)

Organisatie

  • Opleiding personeel in noodprocedures
  • Periodiek testen van beveiligingssystemen
  • Noodprocedure + communicatieplan
  • Backup- en herstelprocedures (data én sturing)

Restrisico's

Externe hack ondanks firewalls is niet volledig uit te sluiten. Wel kan het risico sterk gereduceerd worden door:

  • Gelaagde beveiliging (firewalls, IDS, netwerksegmentatie, zero-trust)
  • Endpointbescherming en software patchmanagement
  • Beveiligde externe toegang (VPN, MFA, IP-whitelisting)
  • Monitoring en logging (SIEM, loganalyse)
  • Fallbackmogelijkheden (autonome lokale besturing, noodstop)
  • Regelmatig testen (pentests, cyber-oefeningen)
  • Cyberverzekering voor afdekking van restrisico's

Toekomstige ontwikkelingen Cyber

Het onderwerp Cybersecurity wordt voor EOS steeds belangrijker. Recent heeft de EU Cybersecurityrichtlijn (CRA) aangenomen die ook in Nederland zal worden geïmplementeerd. Dit is het Cyber Resilience Act en deze richtlijn sluit aan op de NIS2. Een PEN test laten uitvoeren en zorgen dat uw systeem minimaal voldoet aan de Europese CRA richtlijn tijdens de levensduur kan verstandig zijn.

Brandpropagatie

Brandpropagatie in een EOS is het verspreiden van een brand in het systeem. Zoals eerder besproken zijn er energiedragers aanwezig, te weten de batterijcellen. In een batterijmodule zitten meerdere cellen, in een rack zitten meerdere modules en in het systeem zitten weer diverse racks. Eén van de risico’s is dat een batterij onstabiel wordt, met als gevolg een thermische runaway. Dit houdt in dat de cel temperaturen kunnen oplopen tot boven de 550 graden Celsius. Bij het oplopen van de temperaturen ontsnappen er diverse brandbare gassen uit de cel, waaronder het explosieve waterstofgas (H2). 

Branduitbreiding voorkomen

Je wilt voorkomen dat er een domino effect ontstaat binnen de module, oftewel dat de ene cel de andere cel opwarmt en dat deze ook onstabiel wordt. Je wilt dus propagatie/brand uitbreiding beperken tot de cel of in ieder geval binnen de module houden. Om dit risico inzichtelijk te maken zijn er brandpropagatietesten.

Vier hoofdgroepen

Systemen die een dergelijke brandpropagatie test niet doorstaan hebben dus het risico van een snelle interne brandverspreiding, oftewel de cellen steken elkaar allemaal aan.

In de markt zijn er momenteel vier hoofdgroepen:

  • Energie opslagsystemen welke niet voldoen aan een brandpropagatie test;
  • Energie opslagsystemen welke de brandpropagatietest halen middels de IEC 62933-5-2, met een focus op systeemveiligheid;
  • Energie opslagsystemen welke een deelcertificaat halen conform de UL 9540A test (cel-,module-, rackniveau);
  • Energie opslagsystemen welke op een UL 9540A systeemniveau geheel gecertificeerd zijn. 

UL9540A en IEC 62933-5-2

De IEC methode is een internationale veiligheidsnorm. De UL methode is een omschreven testmethode, het gehele systeem kan dan worden getest in een UL laboratorium. De UL test op vier niveaus (cel, module, unit en installation level). Het kan zijn dat een installatie enkel het cel of module level haalt, dan is de systeemtest  onhaalbaar of niet getest. Vraag altijd om het resultaat van de test om het op waarde te kunnen inschatten. Fail is namelijk ook een resultaat. Deel certificaten hebben weinig waarde en zijn dus geen installation level test. 
In de PGS 37-1 wordt er waarde toegekend aan de IEC en UL methodes. Zo mogen systemen dichter op elkaar gezet worden, de wateraansluiting voor de brandweer is niet meer verplicht en zo zijn er nog een aantal maatregelen welke achterwegen kunnen blijven.     

Verschillen tussen de UL en IEC

De UL methode en de IEC norm hebben dus zeker toegevoegde waarde wat betreffende de (brand)veiligheid. Je kunt ze echter niet met elkaar vergelijken. Je kunt uiteraard wel een systeem ontwerpen conform de IEC 62933-5-2 en dan het systeem laten testen conform de UL9540A. Het systeem dat beide labels draagt heeft een verhoogde veiligheid ten opzichte van de vier bovengenoemde hoofdgroepen.  

Ontgassen van cellen

Valkuilen zijn er ook bij de UL methode waar je je over kunt buigen, zo wordt er geen ontstekingsbron bij de uittredende schadelijke en brandbare gassen gehouden, terwijl die er in de werkelijkheid wel kunnen zijn. De uittredende brandbare gassen hebben al snel het onderste volume procent gehaald om een explosief mengsel te vormen in atmosferische omstandigheden (LEL/LFL ca 5 - 6%). Er zijn ontstekingsbronnen genoeg te bedenken binnen het EOS met een minimale ontstekingsenergie. Een van de uittredende brandbare gassen is waterstofgas (gasgroep IIC) met ontstekingstemperatuur van 560 graden Celsius. Testen van batterij leveranciers laten temperaturen van cellen zien van 552 graden Celsius, dus er is geen ruime veiligheidsmarge. De apparatuur binnen de behuizing voldoet niet aan een bepaalde apparatencategorie voor gasgroep IIC.

Ontstekingsbronnen

Dus het ontsteken van brandbare uitventende gassen is onderbelicht in de test/ norm. Een hoog geventileerde opstelling van het systeem heeft dus verreweg de voorkeur. Dit heeft ook de aandacht in de UL 9540A update van 2025. Bij deze UL test wordt wel het brandbare uittredende gas opgevangen in een bol en vervolgens tot explosie gebracht om de Pmax waarde te bepalen. Een Pmax van 9.98 Bar is niet uitzonderlijk, deze drukgolf kan tot grote schade leiden aan de omhulling van het gas zijnde de behuizing of anderzijds het gebouw bij een eventuele binnen opstelling. 
Verdiep je in de test en/ of norm voordat je preventie maatregelen wilt afzwakken is het advies. 

Bijlage: Noodplan

Zie ook PGS 37-1:2023 versie 1.0 (DECEMBER 2023) (publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Een actueel noodplan (zie bijlage E in de PGS 37.1 voor een voorbeeld) hoe te handelen bij incidenten is opgesteld. De installatieverantwoordelijke is verantwoordelijk voor het actueel houden en verspreiden van het noodplan.
Het noodplan is gericht op het beperken en beheersen van calamiteiten, ongevallen en het beschermen van werknemers en de leefomgeving. Dit noodplan moet voorhanden zijn bij de installatieverantwoordelijke partij en beheerder van het EOS en de hulpdiensten.

Dit noodplan bevat ten minste:

  • Contactinformatie van betrokken partijen; installatieverantwoordelijke EOS / netbeheerder, fabrikant EOS, Onderhoudsbedrijf, eigenaar.
  • Een beschrijving van de monitoring; Welke parameters worden gemeten en waarop wordt ingegrepen.
  • Hoe de alarmering geregeld is (24/7);  Welke persoon ontvangt welk alarm en op welke wijze is dit technisch gerealiseerd hoe er op de alarmering gereageerd moet worden; Naast op welke wijze alarmering wordt afgehandeld is er ook duidelijkheid over de procedure ongewoon voorval. Welke acties worden ondernomen na een ongewoon voorval.  Door wie en met welke urgentie. Op welke manier is de veiligheid gewaarborgd
  • Scenariobeschrijvingen bij brandmelding; 
    - Brand in EOS: bij brandalarm onderverdeeld in urgent, minder urgent en waakzaamheid. Op welke wijze wordt wie gealarmeerd en welke acties moeten uitgevoerd worden. Naast persoonsveiligheid is hierin ook omschreven hoe uitbreiding van de calamiteit voorkomen wordt. - Brand bij de EOS welke acties worden ondernomen om een calamiteit te voorkomen bij een brand in de omgeving van de EOS 
    - Storingen: Alarmering en acties bij storingen in het EOS systeem onderverdeeld in onderverdeeld in urgent, minder urgent en waakzaamheid.
    - inbraak: Alarmering en acties na inbraak zodat er een veilige toegang verkregen kan worden tot de EOS
  • Plattegrond waarop bluswatervoorzieningen aangegeven zijn: Daarnaast zijn watergangen, gevaarlijke stoffen, gaskraan en elektrische hoofdcomponenten ingetekend
  • Informatie over de toegang tot het terrein van het EOS; Welke rijroutes zijn er, en op welke manier is toegang te verkrijgen tot de EOS
  • Tekeningen en codering van het EOS;
  • Technische informatie van het EOS (vermogen, capaciteit, enz.);
  • Wat te doen na een incident (opruimen eventuele lekkages elektrolyt, opruimen bluswater, etc.) Welke mogelijkheden zijn er tot het ontstaan van (milieu) gevaarlijke stoffen? Welke acties worden ondernomen om dit te beperken? Door wie en met welke urgentie. Denk bijvoorbeeld aan vervuild bluswater, vrijgekomen elektrolyt, koudemiddel, etc.

Toelichting: Stem, in geval van bemande locaties, het noodplan af op het interne noodplan (bedrijfshulpverlening, ontruiming, opleiding werknemers, enz.) en toets het noodplan ten minste elke drie jaar en werk zo nodig bij.