Skip to Content

De lamme leidt de blinde

Op deze pagina is ook content beschikbaar exclusief voor leden Log in voor toegang of vraag account aan.

Een paar mannen, een stuk of twintig vrouwen, een HBO-studente die stage loopt bij een verzekeraar en één hond. Dat is de ‘oogst’ van de workshop Onbekend maakt onbemind?. Voor de groep staat Martine Baadenhuijsen en zit Jiska Ogier. Zij willen de aanwezigen laten ervaren hoe het is om in hun schoenen te staan.

Martine is blind. En Jiska zit in een rolstoel. Gekscherend stellen ze zich voor als “de lamme en de blinde”. Tijdens de workshop zal duidelijk worden dat die keiharde titel boven dit artikel (“De lamme leidt de blinde”) heel erg raak is. Jiska en Martine delen namelijk niet alleen hetzelfde scherpe gevoel voor humor, ze maken ook letterlijk gebruik van elkaars mogelijkheden.

Onder de tafel

Nietsvermoedend kom ik aan en neem plaats aan de zijkant. De hond van Martine scharrelt lekker rond in de zaal en ligt het merendeel van de tijd letterlijk onder de tafel. In de zaal een theateropstelling, met in het midden zo’n dertig stoelen. Op die stoelen een mooie mix. Met mensen van grote en kleine verzekeraars, maar ook van andere partijen, waaronder de vakbonden.
Martine staat voor een scherm en stelt zichzelf voor. “Ik ben getrouwd, moeder van twee en sinds 2015 werk ik voor mezelf. Tot de eerste klas van de middelbare school heb ik zo’n tien tot twaalf procent kunnen zien, maar sindsdien ben ik blind. Ik zie wat licht en vlekken. Het is hier mooi, maar jullie hadden me een groot plezier gedaan als jullie fluorescerende kleding hadden aangetrokken.”

Nieuwsgierig naar het (persoonlijke) verhaal van Martine Baadenhuijsen? En haar visie op inclusie? Lees dan het interview dat wij eind vorig jaar met haar hadden.

Solliciteren

Haar welkomstwoord is meteen raak. “Toen ik ging solliciteren, begon mijn worsteling. Want wat doe je dan? Vertel je dat je een beperking hebt of niet?” Martine vertelt steeds trouw dat ze blind is en wordt steevast voor het eerste gesprek al afgebeld. Ze hoeft niet eens te komen. Totdat één keer de werkgever van niks weet en wordt ‘geconfronteerd’ met haar blindheid. Ze praten een uur en Martine wordt aangenomen.
Ze wijst naar Jiska. “Jullie weten niet wat het is om blind te zijn. Ik weet niet wat het is om in een rolstoel te zitten.” Dan wijst ze naar mij. “Leuk dat je er bent. Je wilde graag in de luwte blijven en vooral observeren, maar jij doet vandaag gewoon mee.”

"Wat doe je als je gaat solliciteren? Vertel je dat je een beperking hebt?"

Uitdagingen

De groep wordt gesplitst, in een groene en een blauwe groep. Ik zit in het groene team. Op tafel ligt een groot vel papier. Daarnaast een stapel post-its. Opdracht is helder: schrijf per post-it op welke (praktische) uitdagingen je ziet als je iemand met een beperking aan werk wilt helpen. Iedereen schrijft driftig van alles op. Eén man staart voor zich uit en bijt op zijn lip. “Wat nou als ik helemaal geen beperking zie? En als er al één is, dan los ik het wel op?”
Desondanks komt de groene groep tot een behoorlijke lijst. Want hoe zit dat met de toegangelijkheid van het gebouw? En in hoeverre levert inclusie onzekerheid op voor de werkgever: wat kan wel/wat niet? Hoe ga je bijvoorbeeld om met uitzonderingen? Als iedereen fysiek naar kantoor moet komen en bij eentje lukt dat niet, is dat dan oké?

Inspireren

Het team mag met de uitdagingen aan het werk, maar eerst wil Martine ieder teamlid nog wat beter leren kennen. Welke mensen met een beperking ken je in je directe omgeving? De eerste vrouw die het woord krijgt, blijkt een schot in de roos. “Ik ken wel iemand met een beperking, want dat ben ikzelf. Ik zie minder dan vijf procent, maar zet mijn beperking liefst in om anderen te inspireren in plaats van zelf bang te zijn.”
De tweede deelnemer heeft een moeder in een rolstoel, de derde een dochter met een licht verstandelijke beperking die niet zelfstandig kan wonen. De volgende een opa met één been en een neefje die maar één hand kan gebruiken. “Mijn neefje wordt constant overal op de arbeidsmarkt afgewezen, terwijl hij alles kan.”
Als vervolgens de termen ADHD, Alzheimer en dyslexie voorbij zijn gekomen, roept mijn buurvrouw: “Volgens mij kennen we allemaal mensen in onze directe omgeving die met een beperking te maken hebben.”

"Mijn neefje kan alles, maar wordt constant op de arbeidsmarkt afgewezen"

Enveloppen en tasjes

Het is hoog tijd om aan het werk te gaan. De opdracht is niet mals: maak als team een magazine over inclusie, All Incluzine. Er liggen drie grote vellen papier. Als we die dubbelvouwen en in elkaar schuiven, kunnen we beginnen. We mogen schrijven, foto’s maken, knippen, plakken en printen.
“Eén ding heb ik nog niet gemeld”, vertelt Martine. “Een inclusief magazine kun je alleen maken als je een inclusief team hebt.” Iedereen krijgt een envelop en een tas. In de envelop zit jouw functie en in de tas je beperking. Ik ben, hoe toepasselijk, gebombardeerd tot verslaggever en mijn beperking bestaat uit een kort lichaam. Mijn bovenarmen worden aan mijn lijf vastgebonden en met een paar kniebeschermers word ik geacht me voorlopig alleen nog op mijn knieën te begeven.

Op expeditie

Ik kijk om me heen en zie teamgenoten met een bril of koptelefoons op, maar ook mensen die aan hun stoel ‘vastzitten’ of door een spraakgebrek niet meer kunnen praten. Samen met Suzie (journalist, één arm) en Maria (reclamespecialist, slechtziend) ga ik op expeditie door het kantoorpand. Met zijn drieën kunnen we aan onze individuele taak voldoen als we het kantoor testen op ‘toegankelijkheid’.
Nog voordat we op de gang zijn aangekomen, valt me op dat we ons snel aanpassen aan onze ‘nieuwe situatie’. Suzie loopt, met één arm vastgebonden op haar eigen rug en één op de rug van Maria, voorop. Ze wijst Maria de weg, vertelt steeds wat ze doet, hoe en waar we lopen. Het sleutelwoord is me snel duidelijk: samenwerking. Dat geldt nu in de workshop, maar eigenlijk ook in het dagelijks leven. Het valt me bijvoorbeeld op dat Martine tijdens de workshop Jiska een keer roept met de kreet: “mag ik jouw ogen even lenen?”

Samenwerking is het sleutelwoord: "mag ik jouw ogen even lenen?"

Op goed geluk

Suzie, Maria en ik hebben de rit in de lift doorstaan. Als we eindelijk bij de receptie zijn aangekomen, krijg ik bijna pijn in mijn nek. “Die balie is echt veel te hoog voor mensen die klein van stuk zijn.”
Suzie maakt foto’s, “best lastig met één hand”. En intussen kijken we naar de voordeur. “Een draaideur, is dat nou handig?” We lopen weer verder, op naar de koffieautomaat. Maria is geïrriteerd. Ze wil thee, maar de knoppen op de koffieautomaat zijn glad. Ze drukt hard op de knopjes, terwijl ze cynisch roept: “nou, op goed geluk dan maar hé. Ik drink wel wat eruit komt. En laten we hopen dat er automatisch een bekertje uitfloept.”

Samenwerken

Met koffie, thee en chocomel aan tafel praten we nog even na. Maria, de slechtziende, vindt het “echt niet fijn” dat ze zo beperkt zicht heeft. “Ik ben blij dat ik nog iets kan zien, maar zal blij zijn als die bril zo weer af mag.”
Suzie zal ook opgelucht zijn als ze weer twee handen en armen heeft. “Koffie en thee halen blijkt ineens een teamactiviteit. Samenwerking is belangrijk. Jij kan nergens bij. Ik kan met één hand geen theezakje openkrijgen en Maria ziet niet wat ze doet.”

24/7 leven met een beperking

Eenmaal terug in de zaal is het tijd voor de nabespreking. “Wij kunnen jullie niet 24/7 laten ervaren hoe het is om met een beperking te leven, maar hoe hebben jullie dit ervaren?”, vraagt Jiska. “Als je klein van stuk bent, zijn veel dingen te hoog”, antwoord ik. Jiska knikt. “Of als je in een rolstoel zit. Je moet bij een volgende borrel eens opletten hoe leuk dat is als je een kort lichaam hebt of in een rolstoel zit. Iedereen staat rond een statafel en het enige wat jij kunt doen, is billen kijken.”
“Je hoort het al”, haakt Martine in. “Aanpassingen zijn enorm belangrijk. Wij gooien jullie nu in het diepe. Ineens zie je niks meer en kun je dus ook weinig. Ik heb een laptop die tegen me praat en waar ik mee uit de voeten kan. Het geeft maar aan hoe essentieel de juiste werkvoorzieningen zijn.”

"Moet je eens naar een borrel gaan in een rolstoel. Iedereen aan een statafel en jij ziet alleen maar billen"

Saamhorigheid

Het slot van de workshop nadert. Martine en Jiska hebben nog twee vragen. De eerste is waarom organisaties aan inclusie moeten doen? Een van de aanwezige vrouwen zegt dat het meer samenwerking oplevert. “En het leidt tot meer saamhorigheid.” “Je wordt er creatiever van als team.” “Het levert enthousiaste en betrokken medewerkers op.” De post-its vliegen weer over tafel.
Mijn buurvrouw schrijft het woord ‘humor’ op. “Als er humor is, is niks een probleem.”

Slotconclusie

De laatste vraag is wat de deelnemers morgen graag anders willen doen? “Mijn mindset is om”, zegt er eentje. “Ik zal sneller kijken naar wat iemand wel kan in plaats van niet kan.” Een ander heeft geleerd dat het helemaal niet erg is om te vragen wat iemand nodig heeft. En de laatste benadrukt dat ze graag meer tijd wil vrijmaken om mensen écht te leren kennen.
Zelf heb ik in één middag geleerd dat je kunt lezen of praten over inclusie wat je wilt. Het letterlijk ervaren levert een totaal andere impact op. Maar, dé conclusie, kwam weer van mijn buurvrouw. Haar slotboodschap was er één voor de hele verzekeringssector: “We mogen wel eens wat beter ons best gaan doen!”

Sociale Agenda verzekeraars
De leden van de werkgroep Diversiteit & Inclusie van het Verbond van Verzekeraars hebben de workshop ook gevolgd. Het Verbond heeft diversiteit en inclusie sowieso hoog op de agenda staan. Zo heeft de organisatie twee jaar geleden de Charter Diversiteit van de SER Diversiteit in Bedrijf ondertekend. Deze charter is erop gericht diversiteit en inclusie op de werkvloer te bevorderen en ondersteunt bedrijven bij het opzetten, uitvoeren en monitoren van hun diversiteitsplannen. Nog voor de zomer komt het Verbond met een nieuw plan van aanpak voor de komende twee jaar.

Daarnaast is diversiteit één van de drie speerpunten uit de Sociale Agenda 2023-2025, de gezamenlijke visie van sociale partners op het werken voor en in de verzekeringsbranche. Verzekeraars willen een actieve rol spelen om ervoor te zorgen dat de branche meer en beter openstaat voor de omgeving waarin zij werken, zodat er meer sociale cohesie in onze maatschappij komt.


Was dit nuttig?