Skip to Content

20 jaar SIVS (3): “Een schoolvoorbeeld van de polder”

Op deze pagina is ook content beschikbaar exclusief voor leden Log in voor toegang of vraag account aan.

De Stichting Individuele Verzekeringsaanspraken Sjoa (SIVS) bestaat twintig jaar. In die tijd is er 8,5 miljoen euro uitgekeerd aan 14.000 nabestaanden en heeft de stichting meer dan 22.000 aanvragen behandeld. In ‘20 jaar SIVS’ komen betrokkenen aan het woord. In dit derde deel blikt Ronny Naftaniel terug op het akkoord dat in november 1999 is gesloten tussen het Centraal Joods Overleg en verzekeraars.

Ronny Naftaniel is wel eens ‘de burgemeester van Joods Nederland’ genoemd. Hij is maar liefst 37 jaar verbonden geweest aan het CIDI en nam aan het eind van de vorige eeuw plaats aan de onderhandelingstafel om tot een akkoord met de verzekeringssector te komen. Op 9 november 1999 zette hij namens het Centraal Joods Overleg (CJO) zijn handtekening onder een akkoord waarmee vijftig miljoen gulden was gemoeid. Vijf miljoen was bestemd voor een digitaal Joods monument, vijfentwintig miljoen ging direct naar de Joodse gemeenschap voor niet te traceren polissen van vermoorde Joden en twintig miljoen gulden (ongeveer negen miljoen euro) was beschikbaar voor individuele uitkeringen aan rechthebbenden. De Stichting Sjoa werd belast met het onderzoek en het uitkeren van niet-uitgekeerde polissen.

Hoe kijkt u terug op dat akkoord?

“Ik kijk vooral met grote tevredenheid terug op de onderhandelingen die tot het akkoord hebben geleid. Natuurlijk waren we het niet altijd eens in het voortraject. Sterker nog, het schuurde zo nu en dan behoorlijk, maar uiteindelijk hebben we wel een respectabel akkoord bereikt. Het was met recht een schoolvoorbeeld van de Nederlandse polder. En wat ik zelf heel prettig vond, is dat er constant sprake was van wederzijds respect. Neem alleen al het feit dat we het akkoord tekenden op 9 november 1999, de herdenking van de Kristallnacht. Dat was een gezamenlijk besluit en dat getuigde van inlevingsvermogen. Ik kende Eric (Fischer, toenmalig directeur van het Verbond van Verzekeraars en in die hoedanigheid onderhandelaar namens de verzekeringssector) uit mijn studententijd. Niet heel goed, maar ook dat soort ‘kleine’ dingen maakt goed overleg makkelijker.”

Wat vond u van de rol van verzekeraars?

“Niks is verzekeraars vreemd. De een is machtiger dan de andere, ook in de verzekeringssector, maar wij hebben geen enkel verschil gemerkt. Verzekeraars hebben de verantwoordelijkheid van meet af aan bij de directie van het Verbond neergelegd en dat was helder, want daardoor werd er met één stem gesproken.”

U was als woordvoerder van het CJO betrokken en hebt in die tijd naast lof ook kritiek gekregen, onder meer van uw eigen achterban. Deed dat pijn?

“Van de 50.000 Joden in Nederland zijn er misschien 10.000 lid van een Joodse organisatie. De koepel van die Joodse organisaties is het Centraal Joods Overleg. Die andere 40.000 kiezen ervoor om nergens bij te horen, waardoor het lastig is hun individuele belangen te vertegenwoordigen. Toen wij het akkoord met het Verbond sloten namens het CJO was er één Nederlandse organisatie die vond dat wij niet namens de Joodse gemeenschap mochten praten. Daar heeft de rechter gruzelementen van gemaakt. Het Centraal Joods Overleg was de enige duidelijk vertegenwoordigende organisatie, vond de rechter. Die uitspraak was zo gunstig dat het ons alleen maar heeft versterkt.”

"Het ministerie van Financiën was niet bepaald happy met het akkoord"

Verzekeraars waren, met het CJO, de eersten die tot een akkoord probeerde te komen. Legde dat niet veel druk op het hele proces?

“Druk? Dat moet je maar eens aan Eric Fischer vragen. Het ministerie van Financiën was niet bepaald happy met het akkoord. Zij vonden het raar dat de Joodse gemeenschap zichzelf als erfopvolger van niet-uitgekeerde polissen zag. Normaal gesproken is de staat de rechthebbende als er geen erfopvolgers zijn en het ministerie had moeite met het feit dat wij dat juridisch principe wilden doorbreken. Ons argument was echter dat de staat anders zou profiteren van de Holocaust en dat kon toch ook niet de bedoeling zijn?”

Het Verbond heeft met het akkoord de toon gezet voor andere sectoren, maar was ook internationaal zo’n beetje de eerste. Waarom was er zo’n haast?

“We hadden beiden baat bij een snel akkoord. Wij wilden graag dat precedent van de erfopvolging doorbreken en het Verbond voelde de hete adem van de VS in de nek. Als er internationaal al akkoorden waren gesloten, dan waren die meestal afgedwongen door het World Jewish Congress.”

Wat was de rol van dat WJC? Waren zij uiteindelijk blij met het akkoord?

“Nee, integendeel. Het akkoord is aangevochten in Amerika. Die druk was heftig, vooral vanuit de commissie Eagleburger, die voluit de International Commission on Holocaust Era Insurance Claims heette. Ik ben een keer meegegaan naar Amerika, met een delegatie vanuit het Verbond, om het akkoord te verdedigen en was op een gegeven moment zo verbolgen over de onredelijke eisen dat ik tegen meneer Eagleburger zei: ‘u doet net alsof de Holocaust in Amerika heeft plaatsgevonden, maar dat was bij ons’. Die woorden hakten er wel even in.”

Waar was die druk vanuit de VS op gestoeld?

“Amerika dacht dat het om veel meer geld zou gaan, misschien wel om miljarden. In Nederland is na de oorlog al veel hersteld, maar dat wilden ze maar moeilijk geloven.”

De Stichting Sjoa heeft in twintig jaar zo’n 97 procent van alle aanvragen afgehandeld, ook uit de VS. Hoe kan het dan dat er steeds opnieuw wetsvoorstellen worden ingediend, zowel in de Senaat als in het Huis van Afgevaardigden, over de zogenoemde Holocaust Insurance Accountability?

“Dat heeft met twee zaken te maken. De eerste betreft de economische macht. Europa is een concurrent voor de VS. Als de VS een middel vinden om Europa aan te pakken, dan grijpen ze dat graag aan. De tweede is dat sommige politici in een aantal grote staten denken Joden te moeten ‘pleasen’. Ze willen, oneerbiedig gezegd, hiervoor de verzekeraars een poot uitdraaien. Dan slaan ze toch met een wetsvoorstel mooi twee vliegen in één klap? Die voorstellen worden puur uit politieke overwegingen ingediend, maar zijn wel unfair. Dat vinden de Joodse organisaties in de VS zelf ook. Je moet niet meer willen dan waar je recht op hebt.”

"Er is geen enkele reden om Nederlandse verzekeraars weer onder een vergrootglas te leggen"

Amerika is nog steeds niet tevreden met de Nederlandse oplossing?

“Nee, en dat is raar. Het is bewonderenswaardig dat hier al twintig jaar claims worden uitgezocht en uitgekeerd. Veel organisaties beginnen er niet eens aan, terwijl je bij de Stichting Sjoa kon aankloppen met het idee dat er misschien wel een polis was en vervolgens werd alles voor je uitgezocht. Dat is mooi! Er is geen enkele reden om Nederlandse verzekeraars weer onder een vergrootglas te leggen. Het is klaar!”

Is het ooit echt klaar?

“Nou laat ik voorzichtiger zijn. Als het om verzekeringen gaat, is het klaar. Alle grote Joodse organisaties in de VS zijn ook tegen die wetsvoorstellen. Dat is niet voor niets. Maar, niet alles is al zo goed geregeld. Neem de NS als voorbeeld. Er komt nu eindelijk compensatie voor de enkele Joden die de oorlog hebben overleefd, tegen hun wil zijn getransporteerd en nog moesten betalen ook voor hun kaartje naar Auschwitz. Het grootste deel van de Joden is echter vermoord en daarvoor doet de NS niets, terwijl zij daar evenzeer bij betrokken was. Dat is absurd en als Amerikanen dan zeggen dat het onjuist is, ben ik dat helemaal met ze eens. Laat ik het zo zeggen: het is niet allemaal onjuist wat er in Amerika gebeurt.”

Het archief van de Stichting Sjoa

Volgens Naftaniel, die als woordvoerder van het Centraal Joods Overleg bij de onderhandelingen was betrokken, heeft de Stichting Sjoa niet alleen gedegen en goed werk verricht, maar is er ook “een ongelooflijk interessant archief ontstaan”.
In het archief zit bijvoorbeeld de nodige informatie over wat wel/niet is uitgekeerd na de oorlog. Informatie die ook van belang kan zijn bij de claims met betrekking tot erfpacht en straatbelasting, die momenteel bij verschillende Nederlandse gemeenten lopen. Naftaniel: “In de oorlog zijn veel huizen van Joden geconfisceerd. Deze zijn na de oorlog (voor een deel) weliswaar teruggegeven, maar de Joden kregen alsnog de rekening van de erfpacht of belasting gepresenteerd voor de jaren die ze zaten ondergedoken of in concentratiekampen hebben doorgebracht. Ik ben nu drukdoende met het treffen van een regeling met diverse steden en we kunnen bij de claimafhandeling wellicht het archief van de Stichting Sjoa goed gebruiken.”

Eerder verscheen in deze serie '20 jaar SIVS' een interview met voorzitter Ernst Numann en een interview met nabestaande Lea de la Penha.


Was dit nuttig?