Skip to Content

De Wet toekomst pensioenen (2): keuzebegeleiding

Op deze pagina is ook content beschikbaar exclusief voor leden Log in voor toegang of vraag account aan.

Nederland krijgt een nieuw pensioenstelsel. Als alles volgens plan verloopt, treedt op 1 januari 2023 de Wet toekomst pensioenen in werking. In een serie interviews duikt het Verbond van Verzekeraars in een aantal belangrijke begrippen. In dit tweede deel gaat Ellen Kraft dieper in op keuzebegeleiding. Hoe houd je met meer keuze(s) voldoende grip op de risico’s?

Ellen Kraft is communicatiespecialist Pensioen bij Nationale-Nederlanden. Ze verstaat de kunst om lastige materie helder uit te leggen en benadrukt meteen aan het begin van het gesprek dat de Wet toekomst pensioenen (WTP) helemaal niet zoveel nieuwe keuzes introduceert. “Werknemers denken soms dat ze allerlei extra keuzes moeten maken door de komst van de nieuwe wet. Ons pensioen wordt inderdaad persoonlijker en daar passen ook keuzemogelijkheden bij, maar er is eigenlijk maar één echte nieuwe keuze en dat is of je op je pensioenleeftijd een bedrag ineens wilt laten uitkeren of niet. De wetgever wil daarmee iets meer flexibiliteit creëren in het pensioen en wij zijn zeker niet tegen extra flexibiliteit, maar we zijn wel voorzichtig. Een uitkering ineens lijkt geweldig, maar gaat altijd ten koste van het levenslange pensioen. Dat pensioen wordt lager en dat is niet voor iedereen weggelegd.”
Ze noemt het dan ook “verstandig” dat de wetgever een limiet op die eenmalige uitkering heeft gezet. “In het nieuwe stelsel is het straks mogelijk om op je pensioendatum maximaal tien procent van je ouderdomspensioen in één keer te laten uitkeren.”

Flexibel of solidair?

Volgens Kraft biedt de WTP dus niet heel veel nieuwe keuzes, maar dat kan wel gelden voor de pensioenregeling die een werkgever voor zijn werknemers kiest.
Als communicatiespecialist begint ze haar uitleg simpelweg bij het begin. Ze benadrukt dat er straks in het nieuwe pensioensysteem nog twee verschillende pensioencontracten mogelijk zijn. “Alle aanbieders moeten vanaf 2023 een premieregeling (defined contribution, zie ook kader onderin) op de markt brengen. Werkgevers kunnen dan kiezen voor een solidair of een flexibel contract. Van een afstandje lijken die twee behoorlijk op elkaar."
Ze legt uit dat het beide premieregelingen zijn, waarbij afspraken worden gemaakt over de hoogte van de premie, maar de hoogte van de uitkering onder andere afhangt van het beleggingsrendement en de rente. In het solidaire contract wordt meer vanuit het collectief gedacht, terwijl er in het flexibele contract voor een deelnemer meer te kiezen valt. "Verzekeraars voeren die premieregelingen nu al uit en zullen waarschijnlijk vooral voor het flexibele contract gaan, dat daar erg op lijkt. Een deelnemer kan, net als bij de ‘oude’ premieregelingen, straks zelf via zijn beleggingskeuzes invloed uitoefenen op de hoogte van zijn pensioen. Uiteraard is het belangrijk dat deelnemers deze keuzes ook echt bewust maken. Alleen dan krijgen ze een pensioen dat echt past bij hun situatie en wensen, met ook de juiste balans tussen risico en verwacht rendement.”

Lifecycles

Afhankelijk van de regeling die wordt gekozen, kunnen deelnemers dus meer of minder invloed op hun beleggingspot uitoefenen. En net als hoogleraar Theo Kocken - die in het eerste deel van deze serie over de WTP benadrukte dat verzekeraars al veel ervaring hebben met DC-regelingen - meent ook Kraft dat verzekeraars licht in het voordeel zijn. “Voor de meeste pensioenfondsen zijn die premieregelingen nieuw, terwijl verzekeraars en premiepensioeninstellingen (ppi’s) dat al jaren doen en dus ook deelnemers begeleiden bij de keuzes die ze kunnen maken. Denk onder meer aan beleggingskeuzes, waarvoor de premie via een zogenoemde lifecycle wordt belegd. Kort samengevat komt dat erop neer dat je meer risico’s kunt nemen als je beleggingshorizon nog wat langer is, omdat er dan nog genoeg tijd is om eventuele tegenvallers te herstellen. Bij jongere deelnemers kunnen we dus meer beleggingsrisico’s nemen dan bij ouderen die vlak voor hun pensioendatum zitten. Verzekeraars en ppi’s passen die lifecycles al veel langer toe, omdat deze inherent zijn aan een premieregeling. Pensioenfondsen hebben tot nu toe overwegend DB-regelingen uitgevoerd, maar ook zij moeten straks overstappen op premieregelingen.”

"Ook pensioenfondsen moeten straks overstappen op premieregelingen"

Uitdaging is groot

Ze komt er een paar keer op terug tijdens het gesprek. Of je nou op dit moment een pensioenregeling via een ppi, een pensioenfonds of een verzekeraar aanbiedt, de uitdaging om die keuzevrijheid in goede banen te leiden, is sowieso voor iedereen groot. “Die uitdaging is voor ons, als grootste pensioenverzekeraar van Nederland, niet anders dan voor onze concurrenten. De wet stelt dat een pensioenuitvoerder zijn deelnemers op ‘adequate wijze’ moet begeleiden bij het maken van keuzes. Die taak nemen wij heel serieus. We willen daar goed invulling aan geven, maar uiteraard is het effectiever als de werkgever en zijn adviseur ons daarbij helpen.”

Toegang tot portal

Ze geeft een voorbeeld. “Als een werkgever, in samenspraak met zijn adviseur, eruit is welke pensioenregeling er moet komen en welke keuzes zijn medewerkers krijgen, dan krijgen die medewerkers toegang tot ons portal. Op dat portal kunnen ze inzicht krijgen in het inkomen voor later, maar ook de mogelijke keuzes én de gevolgen daarvan zien. Die keuzes kunnen ze zelfs meteen doorgeven, maar daarvoor moeten ze wel eerst inloggen. Als (veel) werknemers niet inloggen op dat portal, kan de werkgever ons helpen door zijn medewerkers aan te sporen om keuzes te maken. Dat is vaak effectiever dan wanneer (alleen) de pensioenuitvoerder ze daarop wijst. Bovendien heeft die werkgever daar zelf ook baat bij, en daarom helpen wij hem via diverse tooling.”

Keuzebegeleiding

Zo heeft Nationale-Nederlanden de Human Capital Planner ontwikkeld, een platform waarop werkgevers en hun adviseurs kunnen zien of en zo ja, welke keuzes werknemers hebben gemaakt. “Uiteraard is die data geaggregeerd, zodat je geen gegevens over individuele deelnemers kunt zien, maar hoe meer gegevens wij hebben van een groep werknemers, des te meer inzichten we kunnen verschaffen. Zo kunnen wij sommige werkgevers laten zien dat hun 50-plussers bijvoorbeeld wel inloggen en interesse tonen in hun pensioen, terwijl de 30-plussers dat niet of nauwelijks doen.”

"De wet schroeft de eisen voor keuzebegeleiding nog wat verder op"

Risico en rendement

“Ook aan deelnemers bieden we inzichten die ze verder helpen, bijvoorbeeld bij het kiezen van de juiste balans tussen risico en rendement,” vervolgt Kraft. “Als een deelnemer beleggingskeuzes moet maken in een flexibel contract, moeten wij laten zien wat die keuzes inhouden en welke gevolgen die kunnen hebben. Zowel in mee- als in tegenvallende zin. Als je meer risico neemt, kun je een hoger pensioen halen. Maar het kan ook tegenvallen. En als het tegenzit, voel jij je daar dan senang bij? Of moet je straks op een houtje bijten? Voor de diverse beleggingskeuzes hebben wij die keuzebegeleiding al aardig op een rijtje, maar de WTP schroeft de eisen nog wat verder op. Zo moeten wij deelnemers bijvoorbeeld wijzen op de gevolgen van een combinatie van keuzes (zoals een beleggingskeuze en extra premie-inleg). Dat is soms best ingewikkeld en daar moeten wij als uitvoerder onze tanden nog in zetten.”

Rol adviseur

En vanzelfsprekend, benadrukt ze, is er ook een grote rol voor de adviseur weggelegd. “Wij kunnen in generieke zin het risico en het verwachte rendement van bepaalde keuzes berekenen, maar wij beschikken niet over het complete plaatje. Wat zijn je inkomsten nu? Hoe hoog zijn je uitkomsten later? En, we moeten ook gewoon eerlijk zijn in wat we niet kunnen. Pensioenkeuzes moet je maken aan de hand van het totale financiële plaatje en andere financiële keuzes. Daarvoor kan een persoonlijk advies nodig zijn, en dat is een rol die de financieel adviseur oppakt. Als iemand zijn pensioendatum nadert, bieden we wel de ondersteuning van een Pensioen Coach aan. Deze kan helpen bij het proces en kan informatie geven, maar voor een compleet financieel plaatje en advies moet een deelnemer bij de (pensioen)adviseur zijn.”

Actie!

Het brengt haar bij het laatste punt dat zij ‘effectief activeren’ noemt. “Want”, zo besluit ze, “hoe zorgen we ervoor dat mensen zich überhaupt (willen) verdiepen in hun pensioen en keuzes kúnnen maken. Voordat iemand naar een adviseur stapt, moet hij immers wel geïnteresseerd zijn. En het is lastig om mensen te activeren. Ze zijn van nature niet bezig met hun pensioen. Zeker niet als ze dertig zijn.”
Volgens Kraft is er maar één manier: effectief activeren van pensioendeelnemers lukt alleen met meer maatwerk. “Dat kan doordat we weten welke events er spelen in iemands leven. Of doordat we weten welke communicatievoorkeuren mensen hebben. Wanneer voelen mensen zich aangesproken? De een wil graag via een email met twee regels tekst worden benaderd, terwijl een ander behoefte heeft aan meer uitleg.”

"Het is lastig om mensen te activeren. Ze zijn van nature niet met hun pensioen bezig"

Pensioenpersona’s

Nationale-Nederlanden heeft daarom vijf pensioenpersona’s ontwikkeld, die alle vijf op een verschillende manier tegen financiële beslissingen aankijken. Ben je heel actief of juist helemaal niet? Wil je graag zelf keuzes maken of heb je vooral behoefte aan advies en begeleiding? Kraft: “Die vijf persona’s leren ons hoe mensen tegen hun pensioen aankijken, hoe ze daarmee bezig zijn en hoe ze willen worden geholpen. Weten waarom de een alles zelf regelt, terwijl de ander niet weet waar hij moet beginnen, is belangrijk. Je moet die personen immers ook op een totaal andere manier benaderen. Ik denk dat we bij de keuzebegeleiding gebruik kunnen maken van die diverse persona’s, maar ik ben ervan overtuigd dat ze nog belangrijker zijn bij de activatie. Onze grootste uitdaging is misschien niet om mensen te helpen bij de keuzebegeleiding, maar om te weten wat iemand triggert om zich überhaupt in zijn pensioen te verdiepen.”

Begrippenlijst
Een PPI is - naast verzekeraars en pensioenfondsen - een derde soort pensioenuitvoerder. Premiepensioeninstellingen bieden premieregelingen aan met individuele beleggingsmogelijkheden en dragen zelf geen biometrische risico’s. Dat zijn risico’s die verband houden met overlijden, arbeidsongeschiktheid en levensverwachting.

DC is een pensioen op basis van beschikbare premie, ook wel defined contribution genoemd. Werkgever en werknemer maken afspraken over de premie en op basis van die ingelegde premie en het rendement op beleggingen bouwt een werknemer pensioenvermogen op. Vlak voor de pensioendatum wordt dat omgezet in pensioeninkomen. Het pensioenvermogen wordt in het nieuwe stelsel collectief belegd.

DB staat voor defined benefit, waarbij een pensioeninkomen nu al wordt toegezegd op basis van het salaris, het aantal dienstjaren en het opbouwpercentage. Het wetsvoorstel voor de WTP bepaalt dat er vanaf 2027 geen nieuwe pensioenopbouw meer mag plaatsvinden in een DB-regeling.


Was dit nuttig?