Skip to Content

Goede maatvoering bij implementatie IORP-richtlijn

Op deze pagina is ook content beschikbaar exclusief voor leden Log in voor toegang of vraag account aan.

Staatssecretaris Klijnsma (SZW) heeft de Tweede Kamer in een brief geïnformeerd over de implementatie van de herziene Europese Pensioenfondsenrichtlijn (IORP) in nationale wetgeving. In een artikelgewijs overzicht voor de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling en een tabel voor de Wet op het financieel toezicht (Wft) wordt aangegeven waar de richtlijn ingrijpt op de nationale wetgeving.

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft hierover overleg gevoerd met de toezichthouders en de pensioensector. Het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie zijn van mening dat ze goed uit de voeten kunnen met de hoofdlijnen van de IORP-richtlijn. De bepalingen zijn voor het overgrote deel in lijn met het Nederlandse stelsel, waardoor de meeste bepalingen geen implementatie vereisen. Waar wel implementatie is vereist, is het in principe mogelijk om aan te sluiten bij de Nederlandse praktijk. De vandaag gepubliceerde brief en implementatie-tabel en hoofdlijnen bieden voldoende ruimte om de komende tijd in gezamenlijk overleg te zoeken naar de exacte invulling voor nationale wetgeving.  
 
Minimumvereisten
Belangrijk onderdeel van de IORP-richtlijn zijn de minimumvereisten die worden gesteld aan de informatievoorziening van pensioenuitvoerders aan deelnemers. Het Verbond en de Pensioenfederatie stellen dat deze informatievereisten grotendeels aansluiten op de ‘gelaagde wijze’ waarop deelnemers in Nederland nu reeds worden geïnformeerd, via de zogeheten Pensioen 1-2-3 en UPO-modellen. Met deze onlangs ingevoerde systematiek behoort Nederland tot de Europese voorhoede.
Verbond en Pensioenfederatie hechten er aan dat bij de vertaling van IORP in Nederlandse wetgeving wordt voortgebouwd op Pensioen 1-2-3 waarbij informatie gelaagd wordt aangeboden, het aantal documenten wordt beperkt en de begrijpelijkheid en informatiebehoefte van deelnemers de toetssteen is. Uit de brief van de staatssecretaris blijkt dat hier voldoende ruimte voor is met betrekking tot de implementatie van de richtlijn in Nederlandse wetgeving.


Was dit nuttig?