Skip to Content

“Regelgevers moeten zich openstellen voor signalen van verzekeraars over te grote regeldruk”

Op deze pagina is ook content beschikbaar exclusief voor leden Log in voor toegang of vraag account aan.

Hij had niet gedacht ooit te promoveren, maar behaalde onlangs zijn doctorstitel. Chris van Toor, manager van het Platform Onderlinge Verzekeraars, onderzocht de effectiviteit van regelgeving en toezicht op onderlinge verzekeraars. In zijn proefschrift doet hij 25 aanbevelingen om het bestaansrecht te waarborgen. Lezenswaardig voor alle verzekeraars, want regelgeving en toezicht hebben impact op de hele sector.

Gefeliciteerd, na zes jaar onderzoek ben je gepromoveerd. Hoe voelt dat?
“Dankjewel! Het zit er op en toch voelt het niet anders dan anders, want het onderzoek gaat over mijn werk. Wel ben ik ’s avonds wat vaker vrij, maar ook dat vult zich vanzelf. Het is natuurlijk de bedoeling dat de aanbevelingen uit mijn onderzoek terecht komen bij onder andere het ministerie van Financiën, DNB, de AFM en verzekeraars. Dus mijn werk is nog lang niet klaar.”

Wat doe je nog meer op die vrije avonden?
“Naast werken en studeren ben ik ook wel goed in niks doen hoor. En ik heb mijn vrouw beloofd dat we zouden gaan tennissen na het afronden van het promotietraject. Dus we gaan binnenkort samen een balletje slaan.”

Wat was de aanleiding voor het promotieonderzoek?
“Vanuit het Platform Onderlinge Verzekeraars, en daarvoor vanuit de FOV, werk ik al jaren samen met NIBE-SVV en de Universiteit van Amsterdam. Toen ik in 2015 met professor Rob Schotsman praatte over nieuwe PE-opleidingen, vroeg hij of ik zou willen promoveren op onderlinge verzekeraars en de effectiviteit van financiële regelgeving. Daar was nog niet eerder een wetenschappelijke studie naar gedaan.”

Waarom was zo’n studie nodig?
“Het aantal verzekeraars in Nederland neemt af. En dat geldt ook voor het aantal onderlinge verzekeraars. Dat komt deels door concurrentie en overnames, maar ook door de toename van regelgeving en eisen van het financiële toezicht. Natuurlijk heeft iedere regeling een bepaald doel, maar in totaal is het heel veel. Vaak te veel. Er is tegenwoordig heel wat nodig om een verzekeringsbedrijf uit te oefenen. En vooral voor verzekeraars die op kleine schaal opereren en starten zoals bij onderlingen. De markt staat onder druk en dat is een zorgelijke ontwikkeling, want onderlinge verzekeraars vervullen een belangrijke maatschappelijke rol. Reden genoeg dus om de effectiviteit van regelgeving en toezicht te onderzoeken.”

“De sociale economie die Europa promoot, staat onder druk door regelgeving.”

Welke rol spelen onderlinge verzekeraars precies?
“Dit soort verzekeraars heeft een opvangfunctie in de verzekeringsmarkt. Als de commerciële markt geen dekking (meer) biedt of als de prijs voor het afdekken van risico’s onbetaalbaar wordt, slaan mensen de handen ineen en zoeken zij een onderlinge oplossing. Dat komt bijvoorbeeld veel voor in de agrarische sector en nichemarkten. En omdat Europa streeft naar een sociale economie die werkt voor de mensen, is juist de onderlinge verzekeraar een belangrijke speler. Als zij vervolgens moeite krijgen om te starten en functioneren door regels en toezicht vanuit datzelfde Europa, dan is er een probleem.”

Jouw proefschrift bevat 25 aanbevelingen. Wat zijn de belangrijkste?
“Ten eerste is dat een algemene toets op noodzakelijkheid, want er komen steeds meer regels bij en er valt nagenoeg niets af. Door een toets draag je eraan bij dat de sector niet wordt ‘dichtgeregeld’. Tegelijkertijd moet nieuwe regelgeving helderheid scheppen over waartoe de regeling dient en er moet een evaluatiemoment worden ingebouwd.”

Wordt er te weinig geëvalueerd?
“Ja, meer tijd en ruimte voor evalueren is nodig. Het goede nieuws daarbij is dat er beweging is in Nederland en Europa. Op Europees niveau wordt gewerkt aan een Better Regulation Agenda. En er komt een rijksbreed evaluatiestelsel aan om de kwaliteit en effectiviteit van regelgeving te verbeteren. Dat neemt echter niet weg dat er veel, al dan niet te veel, regels zijn. Evalueren is goed, maar vraag je als regelgever ook af of nieuwe regels écht nodig zijn. Eén van de aanbevelingen is dan ook dat regelgevers zich moeten openstellen voor signalen en feedback uit de markt als regels niet passend of te zwaar zijn.”

En andere belangrijke aanbevelingen?
“Kijk naar doelmatigheid, streef naar een optimale verhouding tussen baten en kosten. Ontwerp een aantal key performance indicators en stuur daarop. Leg de focus daarbij op kwaliteit, niet op kosten. Want sturen op kosten vermindert de kwaliteit terwijl een aansturing op kwaliteit de kosten laat dalen. Ook pleit ik ervoor dat onderlinge verzekeraars ruimte krijgen zodat zij in het belang van die sociale economie hun maatschappelijke rol kunnen vervullen. Tegelijkertijd moeten die verzekeraars zich niet als commerciële verzekeraars gedragen en hun leden actief blijven betrekken.”

Dus als ik het goed begrijp, zijn de aanbevelingen niet alleen gericht aan regelgevers en toezichthouders?
“Dat klopt. De aanbevelingen zijn voor regelgevers, toezichthouders en verzekeraars. En ook voor het Verbond van Verzekeraars zijn ze relevant. We moeten onze leden ondersteunen door een goede lobby te blijven voeren, maar ook door kritisch naar de zelfregulering te kijken. Zijn alle gedragscodes en bedrijfsregelingen noodzakelijk en hoe toetsen we de naleving op een passende wijze? Daarover worden binnen het Verbond al gesprekken gevoerd.”

Wat zijn jouw vervolgstappen op korte termijn nu je jouw bul in the pocket hebt?
“Die vraag is mij natuurlijk al vaker gesteld. De aanbevelingen worden vertaald naar gesprekken die wij vanuit het Verbond voeren met regelgevers en toezichthouders. Voor een deel doe ik dat zelf, maar de aanbevelingen zullen ook in bestuurlijke overleggen worden meegenomen.”

“Ik ben geen echte wetenschapper,
maar een pragmaticus.”

Zes jaar onderzoek. Dat gaat vast en zeker met ups en downs. Wanneer wilde je het onderzoek het liefst in de prullenbak laten verdwijnen?
“Mag ik ook twee dingen noemen?”

Zeker weten. Het is misschien ook gek als er maar één moment is geweest waarop je er even helemaal klaar mee was.
“De afrondende fase was de lastigste periode. In die fase werd het proefschrift meerdere malen bekeken door de promotor, copromotor en commissieleden. Dat betekende dat ik de tekst vervolgens ook weer moest doorakkeren: hier wat stelliger, daar wat meer nuance. Het iedereen naar de zin maken is niet altijd makkelijk! Daarnaast staat de wereld niet stil. Dus als je onderzoek doet, heb je te maken met ontwikkelingen in de markt. Eigenlijk was ik vorig jaar al zo goed als klaar, maar dat veranderde toen DNB een nieuwe toezichtmethodiek introduceerde. Daarmee was mijn verhaal direct gedateerd. Er zat niets anders op dan de nieuwe methodiek in mijn verhaal te verwerken. Dat kostte tijd. Ondanks deze hobbels vond ik promoveren leuk en leerzaam. Het is eigenlijk net als een vakantie. De ongemakken verdwijnen al snel naar de achtergrond. Achteraf zeg je dan; wat was die vakantie toch leuk he!”

Tot slot. Waar ben je het meest trots op?
“Ik ben trots op het feit dat ik een proefschrift heb opgeleverd dat goed genoeg is om de doctorsgraad te behalen. Dat is bijzonder. Ik had niet gedacht ooit te promoveren, totdat Rob Schotsman mij hiervoor uitnodigde. Ik ben geen echte wetenschapper, maar veel meer een pragmaticus. En dat komt goed uit, want ik ga nu met veel plezier verder met mijn werk voor verzekeraars.”

Nieuwsgierig naar het onderzoek van Chris van Toor? Het proefschrift ‘De effectiviteit van financiële regelgeving en het daaraan verbonden toezicht‘ is te vinden in de Digital Academic Repository van de Universiteit van Amsterdam.


Was dit nuttig?