Skip to Content

Op deze pagina is ook content beschikbaar exclusief voor leden Log in voor toegang of vraag account aan.

"Constante awareness is nodig in de strijd tegen het klimaat"

Hij heeft na de zonovergoten zomer, waarin het ene record na het andere werd verbroken, niet veel bewijs meer nodig. Ons klimaat verandert en iedereen die roept dat het “wel lekker is zo’n mediterraans klimaat” krijgt hetzelfde antwoord. “Prima, maar dan krijg je de plens- en hagelbuien er gratis bij, want dat is wel part of the deal.”

Hans de Moel is deskundige op het gebied van klimaatrisico’s (overstromingen en hagel), maar staat ook te boek als een bescheiden persoonlijkheid. “De agrariër, dat is de echte deskundige”, benadrukt hij. “Een boer kent zijn land als geen ander en weet precies waar de zwakke en de natte plekken zitten.”

Hij zal er vaker op terugkomen in het gesprek: samenwerking is essentieel om de klimaatverandering in goede banen te leiden. “Want of je nou wetenschapper bent of bij een gemeente of waterschap zit, in je eentje kun je niet zoveel. Als ik een wetenschappelijk artikel door een single auteur onder ogen krijg, heb ik meteen mijn bedenkingen. We moeten de kennis bundelen. Dat moeten we in de academische wereld, maar zeker ook daar buiten.”

In gesprek met ...

Dit is het derde gesprek in een nieuwe reeks. Een reeks van interviews met een belangrijke stakeholder over een actueel thema. In deze derde In gesprek met … komt Hans de Moel aan het woord over het veranderende klimaat.

De Moel is onderzoeker aan het Instituut voor Milieuvraagstukken van de Vrije Universiteit. Samen met collega’s Jeroen Aerts en Wouter Botzen heeft hij een artikel in Science geschreven over overstromingsrisico’s in New York, waarvoor het drietal een prestigieuze prijs van Lloyd’s in de wacht wist te slepen. Bij het Klimaatevent van het Verbond presenteerde hij de resultaten van onderzoek naar klimaatrisico’s voor overstromingsverzekeringen en hagelschade.

De Moel is zo gewend om Engels te praten dat hij af en toe moet zoeken naar de juiste Nederlandse woorden. Het interview vindt plaats op de gang van de vijfde verdieping van een van de vele gebouwen die de Vrije Universiteit rijk is. Het licht stroomt rijkelijk naar binnen, met dank aan de glazen wanden die de werkkamers scheiden van de gang. De Moel wijst naar het plafond: kijk, er is maar één lamp aan en zelfs die is eigenlijk niet echt nodig. Buiten schijnt namelijk de zon. Alweer.

Een bloedhete zomer met veel zon, droogte en zo nu en dan ongehoorde plensbuien. Is dat onze toekomst?

“Ik ben bang van wel. Het gaat in ieder geval vaker gebeuren. Natuurlijk hebben we geen glazen bol. Ook het KNMI niet, maar de vier klimaatscenario’s die het heeft uitgewerkt voorspellen aan de ene kant meer droogte en aan de andere kant enorme hoeveelheden neerslag in korte tijd. Per saldo verandert de gemiddelde hoeveelheid regen misschien niet zoveel, maar extreme buien worden nog extremer.”

Hoe erg is dat?

“Het ergste is dat het allemaal zo onzeker is. Want of je nou een financieel product aan het ontwikkelen bent of een nieuwe woonwijk wilt bouwen, je weet simpelweg niet waar je aan toe bent. We weten niet of we huizen op de juiste plek bouwen en ook niet of we dat op de juiste manier doen. Misschien moeten we wel buitendijks in plaats van in de polder bouwen. Eigenlijk moet alles en iedereen die met een lange(re) tijdshorizon te maken heeft, rekening houden met klimaatveranderingen. Dat geldt voor een waterschap en voor een gemeente die huizen wil bouwen, maar dat geldt ook voor verzekeraars.”

“In Amerika is aangepast bouwen direct gelinkt aan verzekeringen”

“In Amerika is aangepast bouwen direct gelinkt aan verzekeringen”

Waar maakt u zich de meeste zorgen om?

Hij lacht. “Mag ik eerst ook iets positiefs zeggen? Ik ben echt onder de indruk van het Nederlandse Deltaprogramma dat onze waterhuishouding moet regelen. Het heeft een duidelijke lange termijnbril gekregen, ook financieel. Dat is mooi. Ik ben sowieso wel blij met de constante discussies in ons land. Bij waterschappen zeggen ze altijd: geef ons elke dag ons brood en elke tien jaar een watersnood. Dat geeft al aan dat constante awareness broodnodig is. Anders wordt het echt gevaarlijk. De watersnoodramp van 1953 heeft immers mede plaats kunnen vinden doordat onze dijken na de oorlog in niet zo’n sterke staat waren.

Als je mij dan vraagt waar ik me zorgen over maak, dan is het om die awareness. Er zijn genoeg plekken op deze wereld waar de awareness een stuk minder is of waar de capaciteit ontbreekt. Denk maar aan eilandjes in de Stille Zuidzee die bij een stijging van de zeespiegel gewoon volledig kunnen verdwijnen. Dat is in eerste instantie vooral afschuwelijk voor de mensen die er wonen, maar als het fout gaat, werkt dat altijd door naar de rest van de wereld. Denk maar aan migratie of aan de internationale handel. In Thailand was in 2011 een overstroming en daarna ging de prijs van de harde schijven enorm omhoog, omdat daar de onderdelen werden gemaakt.”

Is dat wat wij anders doen dan het buitenland? Zijn wij ons meer bewust van de risico’s?

“Dat ligt eraan. Onze awareness voor het klimaat is relatief groot, maar voor overstromingen weer relatief klein. Het is dus maar net waar je naar kijkt. In vergelijking met een land als Amerika hebben wij heel hoge dijken, maar zij bouwen weer vaker overstromingsbestendig. Bovendien is het aangepast bouwen daar direct gelinkt aan de verzekeringen. Als jij in een gevaarlijk gebied wilt wonen, prima, maar dan betaal je wel meer premie, tenzij je woning is opgehoogd. En als je aan de kust zit, zul je toch echt je eerste vloerlaag op een bepaalde hoogte moeten bouwen. Verder is Amerika veel beter in crisismanagement dan wij. Op zich logisch, omdat zij meer ervaring hebben met overstromingen en orkanen, maar het betekent vooral dat wij slim moeten zijn, veel moeten samenwerken en onze kennis moeten bundelen. Dat geldt voor de wetenschap en engineers als het gaat om waterkeringen en dijken, maar dat geldt ook voor gemeenten en verzekeraars. Ons land is zo klein dat wij doelen moeten combineren en integrerend moeten werken.”

"Hoe nieuwer de kennis, hoe meer meningen"

Wat kan de wetenschap daaraan bijdragen?

“De wetenschap kan vooral vergelijkingen mogelijk maken. Stel dat je een overstromingsrisico wilt verkleinen in Rotterdam, New York of Ho Chi Min City. Dan kun je een dam aanleggen, een dijk bouwen of een stormvloedkering ontwerpen, maar je kunt ook aangepast bouwen. Het is dan handig om te weten wat iets kost en wat het oplevert. Je hebt met andere woorden kennis nodig om te kunnen kiezen. Als Nederland openen we soms deuren naar de rest van de wereld, omdat we goed zijn met water, maar wij kunnen ook van het buitenland leren. Zo heb ik samen met Jeroen Aerts en Wouter Botzen risicomodellen voor New York gemaakt.

Toen Jeroen in 2009 in New York was, verbaasde het hem dat hij geen dijken zag, terwijl Wall Street vlakbij een kust ligt waar orkanen langs kunnen komen. Bij de VU zijn we vlak na zijn reis met een risicoanalyse gestart en toen Irene in 2011 en Sandy in 2012 langskwam, kwam onze studie ineens in een stroomversnelling terecht. In samenwerking met MIT (Massachusettes Institute of Technology) en de gemeente New York hebben wij de diverse risico’s (onder meer orkanen en de stijging van de zeespiegel) in kaart gebracht, de economische schade berekend en verschillende type maatregelen tegen elkaar afgewogen, waaronder een grote stormvloedkering, het waterproof bouwen en het beter beschermen van de infrastructurele werken. Die maatregelen hebben we allemaal doorberekend en daaruit bleek dat een stormvloedkering een veel te dure optie was. Wellicht is dat later, als de zeespiegel stijgt, wel een efficiënte oplossing, maar nu niet.

New York heeft nu vooral voor regionale en lokale maatregelen gekozen. Er wordt aangepast gebouwd, maar niet gesloopt. Na Katrina heeft een stad als New Orleans overigens wel gekozen voor een stormvloedkering, maar die stad ligt voor een deel onder waterniveau ligt en dat leidt tot heel andere keuzes.”

De wetenschap helpt dus bij het maken van keuzes?

“Klopt. Wij geven informatie, onder meer over type maatregelen, waardoor keuzes kunnen worden gemaakt. In die zin vervullen wij een ondersteunende rol, maar vergis je niet, wij weten op het gebied van klimaat vooral dat we een hele hoop nog niet weten. In alle takken van sport geldt dat als je tien experts iets vraagt je tien meningen krijgt. Dat is bij ons niet anders. Hoe nieuwer de kennis over het klimaat hoe meer meningen er zijn. Maar wat we wel zeker weten, is dát het klimaat verandert. Afgelopen zomer was een mooi voorbeeld: veel zon, droogte, maar ook veel regen in korte tijd en dus ondergelopen kelders, straten en andere ellende. Veel data van de afgelopen maanden moet nog worden verwerkt, maar dat is wel het algemene beeld.”

"Big data opent nieuwe deuren"

"Big data opent nieuwe deuren"

Wat is de waarde van data?

“Die wordt steeds groter. Big data opent nieuwe deuren. Wij zijn nu bijvoorbeeld bezig met een onderzoek naar Twitterberichten over overstromingen. Als er ergens een overstroming is, kunnen we naast informatie van satellieten en meetstations ook informatie halen uit social media. Mensen tweeten immers over van alles, over de overstroming, over hagel en over de algen in het zwemwater. Die tweets over overstromingen die wereldwijd worden gepost, en dat zijn er miljoenen, worden allemaal door ons gefilterd. Daardoor weten we waar overstromingen voorkomen, real time, en dat helpt met name de hupverlening. Zo zat een collega op de Filippijnen bij het Rode Kruis toen er in het noorden een lampje ging branden. Er werd meteen gebeld dat er inderdaad wat gaande was. Door dit soort snelle signalering kan hulpverlening veel sneller en adequater op gang komen. Dat onderzoek is nu zo’n beetje halverwege en levert nu al de nodige spin off op.

Een ander onderzoek, naar de verzekerbaarheid van overstromingen, vindt vooral plaats aan de hand van vragenlijsten. Als overstroming verzekerbaar zou zijn, zou je die verzekering dan nemen? En zou je meer voorzorgsmaatregelen nemen als je premie daardoor omlaag gaat? In dat onderzoek is ook een duidelijke link opgenomen met de huidige situatie, de WTS (Wet tegemoetkoming schade bij rampen) en de impact van die wet op de verzekerbaarheid van overstromingen. We weten onder meer dat door het bestaan van de WTS mensen minder snel een verzekering zullen nemen, omdat de schade toch al is gedekt. En we weten ook dat mensen die een verzekering willen afsluiten, sneller geneigd zijn om zelf preventiemaatregelen te nemen. Wij gaan niet zeggen of er wel of geen particuliere verzekering tegen overstroming moet komen. Daar gaan wij niet over. Ons doel is om verzekeraars meer kennis te geven hoe zij om kunnen gaan met het risico van overstromingen. En eerlijk is eerlijk, verzekeraars kunnen hun producten op veel manieren vormgeven, met een eigen risico, wel of geen premiekorting, aanvullende eisen en/of voorwaarden. Er zijn veel opties mogelijk en deze hebben invloed op risicoreductiegedrag.”

Is dat ook uw belangrijkste boodschap aan verzekeraars: differentiëren?

“Nou ik denk dat verzekeraars eerst en vooral duidelijkheid nodig hebben. De WTS is nu beperkt en onzeker. Een burger weet immers vooraf nooit of hij een uitkering krijgt. Dat maakt het lastig opereren voor verzekeraars, en dus ook voor hun klanten. Pas als duidelijk is wanneer er wel of geen uitkering volgt, opent dat deuren voor verzekeraars, bijvoorbeeld om producten te ontwikkelen.”

En hoe zit het tot slot met uw eigen onderzoek om tot betere modellen voor hagelverzekeringen te komen?

“Goed. Verzekeraars hebben hun data in de afgelopen jaren flink verbeterd en daar kunnen wij ons voordeel mee doen. Door de informatie van schadeclaims (waar valt de schade en hoe groot is die?), de verzekerde waarde en de grootte van de hagelstenen (uit de informatie van het KNMI) te combineren, kunnen we de risico’s beter inschatten en uiteindelijk de schadelast berekenen. Als we zo’n model hebben, kunnen we zelfs kijken naar de toekomst. Door het simuleren van hagelbuien kunnen we beter achterhalen welke schade daarbij hoort en dus ook wat dat jaarlijks gemiddeld aan schade betekent.”

"Mijn droom is om een hagelradar te ontwikkelen"

"Mijn droom is om een hagelradar te ontwikkelen"

Wat kunnen verzekeraars ermee?

“Mijn droom is om samen met het KNMI en verzekeraars een hagelradar te ontwikkelen. Vergelijkbaar met de regenradar, waarmee je een paar uur van tevoren kunt aangeven waar waarschijnlijk hagel gaat vallen en mensen handelingsperspectief kunt geven wat te doen. Hagel is lastiger te voorspellen dan regen, maar ik ben ervan overtuigd dat het mogelijk is. We hebben alleen nog wat meer onderzoek nodig. Ik denk, en hoop, dat er binnen vijf jaar een hagelradar kan zijn als er op wordt ingezet.”

Hebben we daar ook internationale partners bij nodig?

“Dat zou wel mooi zijn. Nederland is maar een klein land. Als wij een model moeten bouwen op een handvol grote hagelbuien dat bij ons plaatsvindt, dan is dat statistisch veel te beperkt. Het helpt enorm als we de data van Duitsland en Frankrijk, waar veel meer hagelevents in een jaar plaatsvinden, erbij kunnen betrekken.”

Wat levert een hagelradar op?

“Tja, wat levert het op als particulieren een deken over hun auto leggen, omdat er hagel op komst is? En wat levert het op als agrariërs hun gewassen op tijd kunnen beschermen? Dat is theoretisch prima uit te rekenen. De grootste schade bij hagel zit in kassen en auto’s. In juni 2016 waren hagelbuien goed voor 600 miljoen euro schade. Bizar gewoon. Moet je je eens voorstellen wat het betekent voor een leasemaatschappij die een grote vloot auto’s heeft, als hij op tijd zijn auto’s kan beschermen tegen grote hagelstenen. Sowieso zou het geweldig zijn als verzekeraars hun klanten op tijd kunnen waarschuwen voor hagel. Als ik bij verzekeraars ben, zie ik een sterk klantgerichte focus. Dat zie ik ook terug in hun advies om kleine overstromingen voortaan mee te verzekeren op inboedel/opstal. Uiteraard moet iedere verzekeraar zelf bepalen of hij dat advies opvolgt, maar het geeft weer dat verzekeraars zich druk maken over hun klanten. En over de verzekerbaarheid van (kleine) overstromingen.”

Verzekeraars pleiten al jaren voor een collectieve oplossing om overstroming beter te verzekeren, zoals dat ook al in België, Frankrijk en Engeland gebeurt. Hebben ze gelijk?

“Als we overstroming willen verzekeren, is dat de enige oplossing, denk ik. Het is al een paar keer eerder afgeketst, onder de noemer van concurrentie en lastenverzwaring, en dat had ik eerlijk gezegd niet verwacht. De premieverhoging was beperkt, maar misschien ben ik bevooroordeeld, omdat ik weet wat er kán gebeuren. Nieuwe producten kunnen naast kansen ook gevaar opleveren. Als het klimaat verandert, verandert het risico immers ook. Het zal hier zo’n vaart niet lopen, maar in Florida gaan verzekeraars soms in één jaar tijd failliet, omdat er drie orkanen in één zomer voorbijkomen.”


Was dit nuttig?