Veruit de meeste aanvragen voor een overlijdensrisicoverzekering (ORV) worden met een normale premie geaccepteerd. Maar het komt voor dat zo’n verzekering duurder is voor iemand die een ziekte heeft (gehad). Ook als een behandelend arts verklaart dat iemand is genezen. Dat komt omdat een behandelend arts en een medisch adviseur van een verzekeraar anders kijken naar het risico op overlijden. Hoe dat zit, leggen we op deze pagina uit.
Met een verzekering neemt de verzekeraar de financiële gevolgen van een ‘onzeker voorval’ over van de verzekeringnemer. Bij een levensverzekering is dat onzekere voorval het overlijden van de verzekerde. Dát de verzekerde ooit zal overlijden staat vast, maar het is niet bekend wanneer dat zal zijn. En of dat tijdens de looptijd van de verzekering is.
Een ORV is, anders dan bijvoorbeeld de zorgverzekering, niet verplicht. Iemand kan dus zelf beslissen om deze verzekering af te sluiten. En zo ja, voor welk verzekerd bedrag. Vanaf de start van de verzekering betaalt de verzekeringnemer geld (premie) aan de verzekeraar. Dat kan eenmalige of periodieke premiebetaling zijn. Als de verzekerde tijdens de looptijd van de verzekering overlijdt, betaalt de verzekeraar het vooraf afgesproken bedrag uit aan de begunstigde.
Als een verzekerde tijdens de looptijd van de ORV overlijdt, moet de verzekeraar het afgesproken bedrag kunnen uitkeren. Daarom reserveert de verzekeraar een deel van de betaalde premie. Die reserve moet volgens de wet gelijk zijn aan het risico dat de verzekeraar loopt.
De verzekeraar berekent het overlijdensrisico van de verzekerde op basis van de gemiddelde overlijdenskans in een groep, meestal de hele Nederlandse bevolking. Hierbij worden alle risico’s, zoals ongevallen en ziekten, meegerekend. De verzekeraar weet niet wie er zal overlijden, maar kan wel inschatten hoeveel mensen dat zullen zijn. De gemiddelde kans op overlijden is daarbij belangrijk.
Op basis van CBS-cijfers is een grafiek opgesteld. Daarin zijn de overlijdenskansen per leeftijd en per geslacht te zien:
Bron: https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/37360ned/table?dl=B5E30
(geraadpleegd feb. 2025)
Voorbeeld overlijdenskans:
De overlijdenskans van 38-jarige vrouwen is 0,0005*, oftewel 0,05%. Dat betekent dat in een jaar gemiddeld 1 op de 2000 vrouwen van 38 jaar overlijdt.
Bij het aanvragen van een ORV vult de kandidaat-verzekerde een gezondheidsverklaring in. Op basis van die verklaring schat de medisch adviseur het risico op overlijden tijdens de looptijd van de verzekering zo goed mogelijk in. Als er geen sprake is van een bovengemiddelde kans op overlijden, geldt de standaardpremie.
Een verzekeraar berekent de standaardpremie voor een ORV op basis van de gemiddelde overlijdenskans van een bepaalde groep. Bijvoorbeeld van de groep 38-jarige vrouwen.
Stel: de kandidaat-verzekerde is een 38-jarige vrouw. Het verzekerde bedrag is € 100.000,-. De gemiddelde kans dat 38-jarige vrouwen het komende jaar overlijden, is 0,0005. De standaardpremie voor deze vrouw zou dan uitkomen op (verzekerde som x overlijdenskans) 0,0005 x € 100.000,- = € 50,- per jaar*.
*Dit is de nettopremie. Daar komen nog bij: kosten van de verzekeraar, maar ook risico-opslagen zodat de verzekeraar altijd kan uitkeren. Ook bij een pandemie, of als de beurs instort etc.
Sommige mensen hebben een hogere kans op overlijden. Dat kan komen door een chronische ziekte of aandoening. Of door een ziekte of klacht in het verleden die hun gezondheid heeft aangetast. Dat mensen met een hoger overlijdensrisico eerder overlijden is niet zeker, maar de kans is wel groter. In een groep mensen met een ziekte zullen meer mensen overlijden dan in een groep mensen die de ziekte niet hadden. Daarom moet de verzekeraar meer geld reserveren om in het geval van overlijden de uitkering te kunnen doen.
Het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) heeft data gepubliceerd over de overlevingskansen bij borstkanker. De relatieve overlevingskans van patiënten met stadium I borstkanker was na 10 jaar 95%*. De overlijdenskans gedurende 10 jaar is dus 5%. Als we dat vergelijken met de overlijdenskansen van mensen zonder de diagnose borstkanker, zien we een groot verschil. De 38-jarige vrouw uit het voorbeeld heeft een overlijdenskans van 0,05% per jaar, dus van 0,5% per 10 jaar. Met borstkanker is er dus een 10 keer hogere overlijdenskans. Een verzekeraar moet daarom een 10 keer hogere premie vragen. Dit principe geldt voor veel ziekten, steeds in andere mate.
Risico 38-jarige vrouw |
Overlijdenskans komende 10 jaar (afgerond) | Verzekeringspremie per jaar |
Zonder borstkanker | 0,50% | € 50,- |
Na genezing borstkanker, stadium 1 | 5% | € 500,- |
*Dit is de relatieve overleving, dat is overleving van mensen met kanker die niet aan ongevallen of andere ziekten of aandoeningen overlijden. Als we ook rekening zouden houden met andere overlijdensoorzaken van kanker, zou het percentage lager liggen. Voor dit rekenvoorbeeld laten we dat buiten beschouwing.
Om een goede premieberekening te kunnen maken, stelt een medisch adviseur vast hoeveel hoger de overlijdenskans is vergeleken met de vergelijkingsgroep. Hij gebruikt hiervoor de ingevulde gezondheidsverklaring, statistieken en wetenschappelijke artikelen. De verzekeraar kijkt dus naar de relatieve overlijdenskans van de kandidaat-verzekerde. Hij kijkt hoe hoog de overlijdenskans is van mensen zoals de kandidaat-verzekerde, in verhouding tot de overlijdenskans van de groep kandidaat-verzekerden die de ziekte niet hebben of hadden.
Er is een belangrijk verschil tussen hoe een behandelend arts (zoals een medisch specialist) en een medisch adviseur van een verzekeraar (een beoordelend arts) naar overlevingskansen kijkt.
Een behandelend arts kijkt specifiek naar de ziekte en de behandelmogelijkheden, en vergelijkt dit met andere patiënten met dezelfde ziekte. Dan is een overlevingskans van 95% over tien jaar, heel positief. De medisch adviseur vergelijkt het risico van de kandidaat-verzekerde met dat van de bevolking of de verzekerde populatie (niet-patiënten). Dan is een overlijdenskans van 5% over tien jaar, best fors.
Dat betekent bijvoorbeeld dat een behandelend arts een risico als ‘normaal’ of ‘acceptabel’ kan zien, maar dat een medisch adviseur datzelfde risico anders kan beoordelen. Een kleine verhoging in risico leidt namelijk tot een veel grotere relatieve overlijdenskans. Daarom kan de premie voor een ORV dus toch hoger zijn, terwijl de behandelend arts zegt dat iemand is genezen, of dat iemand met een aandoening misschien wel 100 jaar kan worden.
Nee, gelukkig niet. In de praktijk zien we dat veruit de meeste aanvragen voor ORV’s zonder opslag worden geaccepteerd. Dat komt omdat lang niet alle aandoeningen een verhoogde overlijdenskans geven. Een klein deel, zo’n 10%, krijgt te maken met een opslag, veelal van licht verhoogd tot een verdubbeling van de premie. En omdat de basispremie momenteel vrij laag is (vanaf 5-10 euro per maand), hoeft zo’n verhoging niet te betekenen dat je veel meer euro’s betaalt.
Het kan ook helpen het bij verschillende verzekeraars te proberen. De data waarmee een medisch adviseur de kans op overlijden inschat, kan namelijk per verzekeraar verschillen. Ook zijn ook niet alle verzekeringen precies hetzelfde opgebouwd. Daardoor kunnen er verschillen in premie zijn.
Op de themapagina Medische acceptatie is meer informatie te vinden over de standpunten van het Verbond. Denk dan aan thema's als verzekerbaarheid, contractvrijheid en de schone lei-regeling voor ex-kankerpatiënten. Want wij vinden het belangrijk dat het inschatten van risico's gebeurt op basis van goede, actuele informatie en dat zoveel mogelijk mensen toegang hebben tot een passende verzekering.
Als je een levensverzekering (zoals een orv) of aov wilt afsluiten, moet je meestal een gezondheidsverklaring invullen.
Hoe het werkt