Skip to Content

Pensioenakkoord: belangrijke stappen op weg naar een nieuw stelsel

Op deze pagina is ook content beschikbaar exclusief voor leden Log in voor toegang of vraag account aan.

Als de FNV-leden volgend weekend ook ja zeggen tegen het pensioenakkoord, dan komt er na negen jaar onderhandelen eindelijk actie in het pensioendossier. Dat is hard nodig ook, maar de vraag rijst of het genoeg is? Dat en meer vroegen we aan onze beleidsadviseur pensioenen Daan Schmitz.

Ben jij blij met het akkoord?
“Het is zeker positief dat het kabinet en sociale partners elkaar na jaren onderhandelen hebben weten te vinden. Ik denk ook dat er belangrijke stappen zijn gezet naar een nieuw stelsel. Er valt wel iets te zeggen voor het loslaten van de één-op-één-koppeling tussen levensverwachting en AOW-leeftijd. Ook is het fijn dat er een oplossing is gevonden voor mensen met zware beroepen.”

Wat vind je ervan dat de doorsneesystematiek wordt afgeschaft?
“Ook daar zijn wij positief over. Doorsneepremie is maatschappelijk niet meer houdbaar en past ook niet bij de huidige arbeidsmarkt. Bij de meeste pensioenfondsen wordt er nu voor jongeren en ouderen eenzelfde premie ingelegd. Zij bouwen hierover dezelfde rechten op, maar omdat een euro die een jongere inlegt langer kan renderen, is dat niet eerlijk.”

Hoezo niet?
“Laat ik een voorbeeld geven. Als je uitgaat van een beleggingsrendement van drie procent, dan moet je voor iemand die nu 65 jaar is ongeveer € 97 euro inleggen om op 66-jarige leeftijd € 100 uit te keren, terwijl je voor iemand die 35 jaar is slechts € 40 moet inleggen. Dat betekent dat de jongere de oudere werknemer subsidieert. Dat levert geen problemen op als mensen hun hele leven bij dezelfde werkgever of in de dezelfde sector werken, maar als ze van werkgever veranderen of zelfstandige worden, dan leidt het ertoe dat je in je jonge jaren wel voor ouderen betaalt, maar als je zelf ouder bent niets meer ontvangt.”

Dat afschaffen is dus positief …
“Zeker, maar er zijn nog wel wat uitdagingen. Zo heeft de transitie forse impact op pensioenuitvoerders die geen doorsneepremie hanteren, zoals verzekeraars, PPI’s, en sommige pensioenfondsen. Regelingen moeten worden aangepast en eventuele overgangsregelingen worden gemaakt. Bij pensioenfondsen gaat het om enkele honderden regelingen, maar bij verzekeraars en PPI’s zijn dat er vele tienduizenden. Het wijzigen van al deze regelingen kost tijd en geld.”

Wordt de overgang van oud naar nieuw sowieso niet een uitdaging?
“Dat denk ik wel. Juist daarom moet er goed worden nagedacht hoe de overgang - met leeftijdsonafhankelijke premies - kan worden vormgegeven. Dat levert uitdagingen op voor pensioenuitvoerders die nu werken met leeftijdsafhankelijke premies, maar ook voor pensioenfondsen die op dit moment geen positieve buffer hebben. Bij deze pensioenuitvoerders ontbreken (veelal) de mogelijkheden om de transitie op een soepele wijze te laten verlopen. Dat wordt echt een enorme klus.”

In het nieuwe systeem kunnen rekeningen nog steeds worden doorgeschoven naar toekomstige deelnemers. Wat vind je daarvan?
“Het is een gemiste kans dat er straks nog steeds tekorten naar toekomstige deelnemers kunnen worden doorgeschoven. Zo’n herverdelingsmechanisme voegt naar mijn idee ook nauwelijks iets toe, behalve een boel complexiteit en intransparantie. Het past niet bij een transparanter en persoonlijker pensioen.”

Wat zou jouw devies zijn?
“Geef iedereen het pensioen waar hij of zij recht op heeft. Dit kan worden vormgegeven door jaarlijks de ingelegde premie en het beleggingsrendement toe te rekenen aan individuele deelnemers, en de risico’s op vroegtijdig overlijden, arbeidsongeschikt of juist heel oud worden met elkaar te delen. Op die manier borgen we de gewenste solidariteit, maar zorgen we ook voor meer duidelijkheid voor deelnemers. Met dezelfde uitgangspunten wordt bovendien een vergelijkbaar pensioen opgebouwd als met de bestaande uitkeringsregelingen. Immers, als tijdens eenzelfde periode eenzelfde pensioenpremie wordt ingelegd en er wordt op eenzelfde wijze belegd, dan zijn ook de pensioenuitkomsten vergelijkbaar. Doordat de pensioenbeleggingen gedurende het hele leven beter kunnen worden afgestemd op individuele situaties en behoeften, levert dit alleen maar voordelen op, waarbij we voor eens en altijd af zijn van discussies over ‘pech- en gelukgeneraties’.”

Geen verplicht pensioen, wel verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp'ers


In het akkoord is geen verplicht pensioen voor zzp’ers opgenomen. “Door de overstap naar premieregelingen kan het voor zzp’ers aantrekkelijker worden om pensioen op te bouwen in de tweede pijler”, meent Schmitz, die veel belang aan “echte keuzevrijheid” hecht. “Een zzp’er moet zelf kunnen kiezen waar en hoe hij  inkomen voor later opbouwt, aansluitend op zijn behoefte en persoonlijke situatie. Het is niet de beroepsgroep die bindt, maar het zzp-schap en de behoefte aan eenvoud en flexibiliteit. Dát zou het uitgangspunt moeten zijn voor zowel een 2e als 3e pijler pensioen. Als dan het fiscaal kader tussen beide pijlers ook nog gelijk wordt getrokken, heeft de zzp’er echt wat te kiezen.”
Wel komt er een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. “Ook op dit terrein zien wij dat keuzevrijheid cruciaal is, want de wensen van de doelgroep lopen sterk uiteen. Wij zijn dan ook positief over een opt-out. Zzp’ers hebben dan de keuze om uit de verplichte verzekering te stappen om zich ergens anders passend te verzekeren.”

 

 


Was dit nuttig?