Skip to Content
Handen Op Elkaar 1984914791

De één hanteert als uitgangspunt alle kentekens die op een specifieke peildatum in de portefeuille aanwezig zijn, terwijl de ander uitgaat van de daadwerkelijke looptijd van de polis. Hoe krijg je dan ooit één eerlijk beeld van de CO2-uitstoot in de verzekeringssector, zoals de CSRD-richtlijn voorschrijft? Tijd voor een gesprek met Imeni Ferhani, specialist duurzaamheidsverslaggeving bij Ansvar Verzekeringsmaatschappij en Nienke ten Hagen, sustainability lead bij Nationale Nederlanden over de voortgang van het project om tot een ESG-standaard voor de sector te komen. Volgens Ten Hagen is het is nu verdiepen, “maar straks is dit dé manier om duurzaamheid écht inzichtelijk te maken.”

Ten Hagen en Ferhani zijn beiden voorzitter van ieder een eigen sectortafel die de CO2-uitstoot voor twee verzekeringsportefeuilles in kaart brengen: motorrijtuigenverzekeringen en de zakelijke verzekeringen (commercial lines). Ten Hagen krijgt weleens de vraag wat dit met verzekeren te maken heeft? “Juist de financiële sector speelt een heel belangrijke rol in de grote transities van deze tijd. Denk aan elektrificatie of het verduurzamen van gebouwen. Als je risico’s niet kunt inschatten, kun je ze niet verzekeren. En zonder verzekering geen financiering. Dan komt de boel stil te staan.” Dat ziet Ferhani ook zo: “Verzekeren is in de kern al duurzaam. Het gaat om risico’s beheersbaar maken en veiligheid creëren. Maar de klimaatcrisis dwingt ons om dat breder te trekken. We moeten nu keuzes maken die later het verschil maken en klimaatverandering vertragen en het liefst stopt.”

De druk van nieuwe regels

De wens voor een te ontwikkelen standaard komt dan ook vooral vanuit de sector zelf. Maar wordt uiteraard ook ingegeven door regelgeving. Nienke ten Hagen legt uit dat de CSRD-richtlijn bedrijven vanaf een bepaalde grootte verplicht te rapporteren over duurzaamheid. “Daar komt heel veel bij kijken: Je moet in je jaarverslag laten zien wat je doet. Welke impact je hebt en hoe je die vermindert. Want ook als je als bedrijf niets doet, ook dan voldoe je aan de rapportageplicht van de CSRD-richtlijnen. Het is serieus werk: alle bedrijven die moeten rapporteren, hebben ruim 1500 regels doorgenomen om een rapport op te kunnen opstellen.” NN is samen met a.s.r. en Achmea, de enige verzekeraar die aan de CSRD-richtlijn moet voldoen vanuit hun grootte. Daarna komt de CSDDD: een due diligence-richtlijn die bedrijven verplicht hun maatschappelijke impact te verbeteren. Vooral de CSDDD helpt echt om druk te zetten. “En terecht,” benadrukt Ten Hagen. “Maar dat betekent wél dat we dit als sector slim moeten organiseren.”

Tafels, teams en tempo

De samenwerking met verzekeraars vindt momenteel plaats in twee sectortafels. Iedere tafel komt wekelijks bijeen voor vergaderingen van zo’n twee tot drie uur. Er wordt gewerkt in sprints, korte, afgebakende periodes waarin een team intensief aan een specifiek doel werkt. Ten Hagen: “Eerst verzamelen we informatie, dan vergelijken we methodes en daarna kiezen we gezamenlijk de beste aanpak.” Dat klinkt makkelijk en overzichtelijk, maar de praktijk blijkt een stuk weerbarstiger ondervinden Ten Hagen en Ferhani. Zo bleken de drie verzekeraars die voor het eerst volgens PCAF-methode hebben gerapporteerd, allemaal andere keuzes te maken. Ten Hagen: “We gebruikten dezelfde rekenmethode, maar toch kwamen er appels en peren uit. Dan weet je: hier moeten we als sector op één lijn komen.”

Kleine verschillen, grote gevolgen

Imeni Ferhani geeft een voorbeeld: “Neem de berekening van de CO₂-uitstoot van voertuigen. Sommige verzekeraars rekenen alleen met kentekens die op 31 december actief zijn. Andere rekenen met het aantal dagen dat een polis actief is.  Dat maakt nogal uit voor de vergelijkbaarheid. Of neem de databronnen. We gebruiken allemaal dezelfde databronnen, maar soms worden voorlopige en soms definitieve cijfers gebruikt binnen deze bronnen. En dan krijg je uiteraard hele andere uitkomsten.”

Het belang van één taal

Binnen de teams werkt men kortgezegd aan het vinden van een gezamenlijke taal. Want als iedereen net een andere berekening maakt of andere aannames doet, dan kun je niets vergelijken. Ferhani: “En kan je ook geen conclusies trekken of trends zien. Dat maakt het moeilijk om te verbeteren.” Volgens Ten Hagen is het daarom van belang te kijken welke afslagen verzekeraars maken in hun rapportage. “Welke databases gebruik je? Hoe bereken je de CO₂-uitstoot precies? Zo proberen we te zorgen dat we in ieder geval in Nederland op hoofdlijnen dezelfde uitgangspunten hanteren.” Ferhani benadrukt daarbij het belang van kleine verzekeraars. Aan haar tafel nemen naast NN, a.s.r en Achmea ook ZLM en Ansvar deel. “De te ontwikkelen standaard moet duidelijk en werkbaar zijn, óók voor kleine verzekeraars. Daarom zorgen we ervoor dat de basis eenvoudig genoeg is om over te nemen. Dat is belangrijk, vooral als kleinere partijen willen gaan rapporteren.”

De kracht van samenwerking

De samenwerking aan tafel noemt Ten Hagen intensief, maar heel leerzaam. “Het mooie is dat je merkt: iedereen wil echt vooruit.  We zoeken samen naar wat het beste werkt,” vertelt Ten Hagen enthousiast. Ferhani merkt vooral dat de combinatie van grote en kleine verzekeraars goed werkt. Grote partijen beschikken over veel data en expertise, terwijl kleinere partijen weer goed kijken naar de uitvoerbaarheid. Die balans helpt om tot een standaard te komen die realistisch is.”

Tijdens de wekelijkse bijeenkomsten staan veelvuldig de verschillen in methodes centraal. “Dan zoeken we uit waar die verschillen vandaan komen. Is het een bewuste keuze of per ongeluk? Daarna zoeken we naar een gezamenlijke aanpak. Soms gaan we terug naar onze eigen organisatie met een vraag als: waarom doen wij het eigenlijk zo?” Wat daarbij goed werkt is dat het Verbond samen met Verbondspartner Deloitte het programmamanagement doet. “Zij structureren het proces. Zo houden we overzicht en kunnen we per onderdeel zien waar we wel en niet op één lijn zitten,” aldus Ten Hagen.

Van gemiddelden naar maatwerk

Uiteraard is de datakwaliteit van belang voor de standaard. Een uitdaging daarbij is dat de data die nu beschikbaar is, gebaseerd is op sectorgemiddelden. Dat betekent dat de tafels uitgaan van gemiddelden voor uitstoot per type bedrijf of voertuig. Minpunt daarvan is dat je een heel groene portefeuille kunt hebben, maar alsnog gemiddeld scoort op de CO2-uitstoot. “Of andersom. Daarom willen we op termijn toe naar data op bedrijfsniveau. Dan weet je echt hoe duurzaam je portefeuille is. Maar dat is nu nog niet haalbaar. Bedrijven moeten dan eerst hun eigen uitstoot goed kunnen meten en delen,” stelt Ten Hagen

Er is dus nog zeker werk aan de winkel. Ferhani: “Maar wat we nu samendoen, is een eerste belangrijke stap. Zonder meetbaarheid kun je geen gericht beleid ontwikkelen, en zonder beleid blijft structurele verbetering uit. We delen allemaal hetzelfde doel: De uitstoot omlaag brengen. Daarvoor zijn betrouwbare cijfers onmisbaar. En als sector kunnen we daar samen echt een verschil maken.”

Verrassende inzichten

Verrassend vindt Ten Hagen dat ze er tijdens dit proces achter komt dat ze aan het begin dacht: we doen dit allemaal min of meer hetzelfde, want we gebruiken allemaal dezelfde som: de PCAF-methode. “Maar als je dan echt gaat rekenen en vergelijken, kom je erachter hoeveel details het verschil maken.” Hier loopt ook Ferhani tegenaan in haar tafel. “Dat zelfs als we denken dat we dezelfde bronnen gebruiken, zoals data van het CBS of de RDW, er toch grote verschillen in uitkomsten zijn. Bijvoorbeeld omdat de één voorlopige cijfers gebruikt en de ander definitieve. Of omdat je net een andere dataset kiest.” Maar ook dat sommige aannames niet blijken te kloppen. Ferhani: “Zoals het voorbeeld van de CO₂-uitstoot over het hele jaar versus alleen 31 december. Dat zette me echt aan het denken.”

Deadlines en druk

Beide dames geven aan met hun sectortafels op schema te liggen. “Er zijn wat kleine vertragingen geweest, bijvoorbeeld door feestdagen. Maar over het algemeen loopt het goed. De bedoeling is dat we dit jaar nog interne afstemming doen en voor 1 oktober onze aanpak rond hebben.” Ze zijn beiden ook realistisch: als het voor boekjaar 2025 niet lukt, dan wordt het 2026. “Maar liever eerder natuurlijk. Want hoe sneller we een standaard hebben, hoe sneller we kunnen verbeteren,” stelt Ten Hagen.

Naar een duurzamer 2030

Op de vraag waar ze hopen dat de sector over vijf jaar staat, is het antwoord eensgezind: dat de verzekeringssector aantoonbaar heeft bijgedragen aan het behalen van de klimaatdoelen van Parijs. En dat deze standaard de norm is. Niet alleen voor grote, maar ook voor kleine partijen. “En andere sectoren”, vult Ten hagen aan. “Ik hoop dat we dan verder zijn dan alleen CO₂. Dat we ook kijken naar circulariteit en biodiversiteit. En dat we duurzaamheid kunnen vertalen naar duidelijke KPI’s, zodat het echt een onderdeel wordt van de bedrijfsvoering. Want als we dit samen goed doen, kunnen we als verzekeringssector écht impact maken.”

De kracht van eenvoud

Aan het einde van het interview is de vraag aan beide dames wat ze nog mee zouden willen geven aan collega-verzekeraars?  Ferhani benadrukt niet af te wachten. “Ga aan de slag. Het lijkt misschien ingewikkeld, maar als je samenwerkt kom je veel verder dan alleen.” “En hou het praktisch”, vult Ten Hagen aan. Begin met meten, ook als het nog niet perfect is. Want zonder meting geen inzicht, en zonder inzicht geen beweging.”